1 / 90

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 13 FEBRU

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 13 FEBRUARI 2005. SOCIOLOGIE GAAT OVER SAMENLEVINGEN OVER ONGELIJKHEDEN TUSSEN HUN INWONERS, OVER DE COHESIE VAN MAATSCHAPPIJEN,

clementine
Download Presentation

CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 13 FEBRU

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. CRIMINALITEIT, SLACHTOFFERSCHAP, COHESIE, ZELDZAME VERSCHIJNSELEN WOUT ULTEE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN WODC 13 FEBRUARI 2005

  2. SOCIOLOGIE GAAT OVER SAMENLEVINGEN OVER ONGELIJKHEDEN TUSSEN HUN INWONERS, OVER DE COHESIE VAN MAATSCHAPPIJEN, OVER RATIONALISERINGSPROCESSEN DIE ZICH VOORDOEN OP ALLERLEI TERREINEN VAN HET MAATSCHAPPELIJK LEVEN

  3. de paradox van individuele rationaliteit en maatschappelijke rationalisering: onder bepaalde omstandigheden leidt individueel rationeel handelen niet tot collectieve rationaliteit. Deze paradox is algemeen bekend en van groot belang voor de beantwoording van vragen over het verloop van rationaliseringsprocessen in samenlevingen. Is er ook een niveau-paradox bij cohesievragen en wat moeten we daarmee?

  4. Ene soort vragen over ongelijkheid: inkomensverschillen trendvragen als de volgende voor Nederland; gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen Jaar inkomensaandeel rijkste 10% gini 1979 19,7 ? 1984 19,3 ? 1989 19,5 ? 1994 20,7 ? 1999 20,7 ?

  5. De gini komt neer op het maken van alle logisch mogelijke paren, het bepalen van het absolute inkomensverschil, optellen en normeren De gini loopt van 0 naar 1 Hoe hoger de ongelijkheid, des te groter de inkomensverschillen De gini kan alleen tot nul en één naderen, Precies worden kan ze het niet.

  6. andere soort vragen over ongelijkheid: intergenerationele klassenmobiliteit beschrijvingsvragen als de volgende voor Nederland in 2003 zoon laag midden hoog totaal laag 162 79 24 265 vader midden 204 232 94 530 hoog 71 79 94 205 totaal 437 390 173 1000

  7. Vierkante tabel te analyseren met odds ratio’s ofwel kruisproducten voor 2*2 deeltabellen; bij een odds ratio van één zijn er gelijke kansen, hoe meer boven de 1, des te minder relatieve mobiliteit Odds ratio’s voor Nederlandse trendvragen 1972 1992 2003 hh-mm 4,3 2,0 2,9 hh-ll 12,1 5,3 5,2 mm-ll 4,7 2,5 1,7 De mobiliteit stijgt niet meer; de bovenklasse wordt meer gesloten

  8. ongelijkheid inkomens- verschillen intergenerationele klassen- mobiliteit

  9. ongelijkheid inkomens- verschillen intergenerationele klassen- mobiliteit opleidings- heterogamie

  10. Nog een soort vragen over ongelijkheid: opleidingsheterogamie Beschrijvingsvraag en vierkante tabel voor Nederland in 1999 mannelijke helft hoog bmid omid laag totaal hoog 127 51 10 4 193 vrouwelijke bmid 99 197 72 22 391 helft omid 32 120 83 58 273 laag 8 43 39 54 144 totaal 266 411 204 118 1000 Tabel te analyseren met odds ratio’s; topgroep meer gesloten geworden

  11. hoe meer opleidingsheterogamie, des te minder ongelijkheid Maar ook: hoe meer opleidingsheterogamie, des te groter de verbondenheid tussen de opleidingsgroepen en des te groter de maatschappelijke cohesie

  12. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie?

  13. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid hoeveel alleen- staanden? wie woont samen met wie?

  14. Vragen over andere vormen van (on)verbondenheid Schuyt & Komter: (on)verbondenheid blijkt ook uit geven en krijgen van cadeautjes voorvraag: geven hoger opgeleiden meer cadeautjes? vervolgvraag: krijgen hoger opgeleiden meer cadeautjes? hamvraag: hoe sterk hangt opleiding gever en ontvanger samen? Hoewel Schuyt vragen van stratificatiesociologen afgezaagd vindt, beantwoordde hij de hamvraag over cadeautjes niet

  15. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie geeft, wie krijgt? Wie geeft aan wie?

  16. Andere vragen over (on)verbondenheid: in hoeverre trekken in Nederland uitheemsen op hun werk op met inheemsen? Tot en met Van Tubergen vat de Nederlandse migratiesociologie economische integratie van migranten op als het hebben van werk in plaats van werkloosheid e.d. en als het hebben van een hogere baan in plaats van een lagere Op deze manier gaat de migratiesociologie voorbij aan de hamvraag over economische integratie

  17. In Israël binnen de grenzen van 1967 verschilt de beroepsstructuur van het Arabische deel van de bevolking nauwelijks van die van het Joodse deel Is de economische integratie van Arabieren in Israël zo sterk? Neen, er zijn afzonderlijke gemeenschappen en parallelle economieën

  18. Andere vraag over (on)verbondenheid: Gingen de Amerikanen steeds meer alleen bowlen? Putnam nam ten onrechte aan dat als alle leden van een samenleving met anderen sporten, de cohesie van die samenleving groot is. Dat is ze niet zolang mensen vooral met mensen van hun eigen soort sporten. Van vragen over ‘bowling alone’ naar vragen over ‘bowling apart’

  19. Verwante vraag over (on)verbondenheid: Doen Nederlanders steeds minder aan clubsport? Hoeveel volksvoetbalclubs zijn er En hoeveel elitegolfclubs? Als CDA’ers en maatschappijdoemdenkers klagen over de geïndividualiseerde samenleving Vergeten ze dat in de tijd van de verzuiling de samenleving dan wel uit mensen bestond die allemaal hecht in een groep waren geïntegreerd, maar de samenleving in haar geheel juist daarom weinig cohesie vertoonde

  20. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie? wie geeft aan wie? wie werkt wel of niet? wie sport?

  21. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid wie woont samen met wie? wie geeft aan wie? wie werkt wel of niet? wie werkt met wie? wie sport? wie sport met wie?

  22. net als de paradox van individuele rationaliteit en maatschappelijke rationalisering is daar de paradox van integratie en cohesie. Die is niet door Schuyt & Komter en door Putnam onderkend. Het is zeer wel mogelijk dat elk lid van een samenleving veel cadeautjes krijgt en veel cadeautjes geeft (en elk individu sterke banden met anderen heeften daarmee geïntegreerd is) en de cohesie van deze samenleving beperkt is: Mensen sporten met anderen, maar wel met soortgenoten.

  23. Vragen over onverbondenheid in de media en rond de borreltafel zijn vragen over zeldzame verschijnselen Zijn vragen daarover vragen over incidenten en daarom onbelangrijk voor in elk geval de sociologie of zijn het geen incidenten? Die vragen zijn belangwekkend, omdat ze over vroege waarschuwingen gaan. Maar beschikt een bestaand cohesiesocioloog over de gegevens en technieken om ze te beantwoorden?

  24. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2

  25. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu

  26. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu frequentie lang thuis dood liggen

  27. Vragen over onverbondenheid en cohesie die op zeldzame verschijnselen betrekking hebben onverbondenheid frequentie zelfdoding Joden WO2 frequentie zelfdoding jongeren nu frequentie lang thuis dood liggen frequentie begraven zonder zaakwaarnemer

  28. Hoewel historici anders hebben beweerd, zijn de gegevens over zelfdoding van Joden tijdens WO2 er. Het aantal zelfdodingen van israëlieten bedroeg in Nederland in 1939 volgens het CBS 29 en in 1940 was het 246 Kritiek: Laat zien dat die stijging statistisch significant is (hoe doe je dat, het zijn populatiegegevens!) De stijging stelt inhoudelijk niets voor, want in beide jaren beroofde veruit de meeste joden zich niet van het leven (maar hoe maak je je punt zonder over betekenisvolle Freudiaanse versprekingen te beginnen?)

  29. Telkens weer halen berichten de krant over een jeugdig iemand die zich van het leven beroofde, met als toevoeging dat zelfdoding onder jongeren stijgende is. Wout Ultee: Ik heb dit nog nooit aangetoond gezien met CBS cijfers, maar misschien zijn de cijfers moeilijk te analyseren omdat het om een zeldzaam verschijnsel gaat en tijdreeksen daarom grillig verlopen. De gegevens zijn er wel.

  30. Joris van Casteren van Vrij Nederland: tussen 1990 en 2002 in de dagbladen 72 vondsten van personen die langere tijd thuis doodlagen zonder dat iemand iets merkte Wout Ultee: neemt dat aantal toe? Weer de kwestie van grillige reeksen, plus de kwestie of de cijfers er wel zijn.

  31. Het Parool van 3 april 2004: In Amsterdam sterven elk jaar 250 mensen zonder dat er iemand is om deze personen te begraven Wout Ultee: Het aantal sterfgevallen in Amsterdam bedroeg in 2002 om precies te zijn 6604, wat wil zeggen dat 4% van de overledenen geheel alleen was Hoe hoog is dit percentage in andere Nederlandse steden? Is 4% ‘veel’ gezien het percentage (oudere) alleenstaanden in Amsterdam? Weer de kwestie van ontbrekende gegevens en grillige reeksen

  32. Van vragen over werk en onverbondenheid naar vragen over werk en vijandigheid Hoe reilt en zeilt de somatische afdeling van een verpleeghuis in Buitenveldert te Amsterdam waar 100% van de te verzorgen personen wit is en bijna 100% van de verzorgers gekleurd? Het Parool 8 januari 2005

  33. andere soort vragen over cohesie:niet onverbondenheid maar vijandigheid oude vraag: wie gebruikt geweld of overtreedt andere bepalingen wetboek van strafrecht latere vraag: wie wordt slachtoffer van overtredingen wetboek van strafrecht hamvraag: wie gebruikt geweld tegen wie?

  34. cohesie (on)verbondenheid vrede/vijandigheid Wie zijn dader? Wie zijn slachtoffer? Wie doet wat tegen wie?

  35. Welke theorieën heeft de sociologie om verklaringsvragen over daders te beantwoorden? De theorieën die vragen over veranderingen in criminaliteit beogen te verklaren, doen dat niet: Amsterdamse interdependentietheorieën De theorieën die dat niet beogen, lijken wel bruikbaar, maar hebben nog geen aanleiding gegeven tot trendvragen: Twentse bindingstheorieën

  36. Amsterdamse interdependentietheorieën: De kans om in New York in 1980 te worden vermoord, is kleiner dan de kans om in Utrecht in 1450 te worden vermoord. Wie denkt erover om van New York in 1980 te verhuizen naar Utrecht in 1450?

  37. Amsterdamse interdependentietheorieën: Op korte termijn kan geweld zijn toegenomen, maar op lange termijn nam het af. Op lange termijn zijn we allemaal dood, en de jongstens onder ons met groter kans door geweld.

  38. Amsterdamse interdependentietheorieën: Zinloos geweld bestaat niet. Er zijn altijd normen die geweld gebruik inperken. Tegenwerping: natuurlijk mag bloedwraak alleen onder bepaalde omstandigheden, maar de omstandigheden waaronder geweld mag, zijn in sommige samenlevingen echt ruimer dan in andere. Moraal: het idee dat normen meer of minder verbieden.

  39. Amsterdamse interdependentietheorieën: De stijging in criminaliteitscijfers is schijn omdat de mensen gevoeliger zijn geworden voor geweld. Maar waren mensen eens zo ongevoelig voor geweld dat moorden niet in de cijfers tot uitdrukking kwamen? En is het mogelijk dat een daling in criminaliteitscijfers kunstmatig is? Neemt het aantal berovingen van oudere vrouwen ‘s avonds op straat af omdat ze ‘s avonds minder de deur uitgaan, terwijl de kans op beroving voor oudere vrouwen die ‘s avonds op straat zijn, stijgt?

  40. Amsterdamse interdependentietheorieën: Hoewel de bovenlagen van een samenleving door de hogere technologie en de democratische ideologie afhankelijker werden van de onderlagen, werden jongeren, vrouwen, arbeiders en buitenlanders minder afhankelijk en dat de verklaart de toename van geweld in Nederland sinds 1970. tegenwerping: vrouwen zij echt niet zo veel meer misdaad gaan plegen en het is zeer wel mogelijk dat de misdaad onder buitenlanders én inheemsen daalt en door de toename van het percentage buitenlanders de misdaad stijgt

  41. Twentse bindingstheorieën: Kleine criminaliteit neemt toe omdat jongeren minder hecht met hun ouders, hun school, de kerk, het werk, hun sportclub en hun vrienden zijn verbonden

  42. Twentse bindingstheorieën: Kleine criminaliteit neemt toe omdat jongeren minder hecht met hun ouders, hun school, de kerk, het werk, hun sportclub en hun vrienden zijn verbonden En omdat jongeren vaker ‘slechte’ ouders, schoolgenoten, medekerkgangers, collega’s, teamspelers en vrienden hebben

  43. Er zijn geen tijdreeksen die een toetsing van de bindingsverklaring van de stijging van de jeugdcriminaliteit toestaan: minder hechte bindingen en meer slechte voorbeelden? Wout Ultee: Het lijkt me gewenst over zulke reeksen te beschikken en ze zijn te verzamelen. Grillig zullen ze niet zijn.

  44. vragen over slachtoffers Het is twijfelachtig of de onderzoeksbevindingen duidelijk maken dat het vooral mensen van lagere afkomst zijn die meer dan gemiddeld bepaalde regels van het wetboek van strafrecht overtreden. In elk geval is duidelijk dat niet alleen rijken het slachtoffer van criminaliteit zijn en veel leden van de lagere klassen slachtoffer van overtredingen van het wetboek van strafrecht worden. Voor Neil Kinnock was in de jaren tachtig de laatste bevinding de aanleiding om in het partijprogramma van Labour aan misdaadbestrijding een een hogere prioriteit toe te kennen

  45. De hamvraag graaft echter dieper dan de oude vraag wie overtreedt een regel van het wetboek van strafrecht en de latere vraag wie het slachtoffer wordt van overtredingen van het wetboek van strafrecht. De hamvraag is: wie wordt slachtoffer van wie?

More Related