1 / 23

HV als wederzijdse beïnvloeding

HV als wederzijdse beïnvloeding. Beïnvloeding is kenmerk van elke relatie, ook therapeutische: Interpersoonlijk (2 mensen) Wederkerig/Bi-directioneel (aantrekking, …) Leidt tot een ingewikkelde dynamiek tijdens hulpverlening (ik, binnenkant, buitenkant, overkant).

flynn
Download Presentation

HV als wederzijdse beïnvloeding

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. HV als wederzijdse beïnvloeding • Beïnvloeding is kenmerk van elke relatie, ook therapeutische: • Interpersoonlijk (2 mensen) • Wederkerig/Bi-directioneel (aantrekking, …) • Leidt tot een ingewikkelde dynamiek tijdens hulpverlening (ik, binnenkant, buitenkant, overkant)

  2. HV als wederzijdse beïnvloeding • Hypothese (Strong): HV wil cliënt veranderen --> cognitieve dissonantie bij cliënt door verschil visie HV en visie cliënt • --> ongemakkelijk voor cliënt --> dissonantie reduceren door • HV te diskwalificeren, • rationaliseren, • informatie zoeken die tegenspreekt, • HV proberen veranderen, • aanvaarden idee HV

  3. HV als wederzijdse beïnvloeding • Aanvaarden idee HV meer waarschijnlijk: • Als HV als expert/competent overkomt • Als HV als attractief overkomt • Als HV als te vertrouwen overkomt • zijn variabelen die therapeutische relatie versterken (vooral eerste gesprekken) • Ook afhankelijk van cliënt kenmerken zoals leeftijd, geslacht, ras, attractiviteit, cognitieve stijl, motivatie, betrokkenheid, ...

  4. HV als wederzijdse beïnvloeding • Expertise/competentie: • Perceptie van cliënt dat HV zal helpen om problemen te verminderen • Perceptie cliënt is gebaseerd op: • Eerste gesprekken: opleidingsniveau, training, certificaten, anciënniteit, taal, setting, boeken, sekse, oordeel anderen, reputatie, stijl, rol! HV • Later: expertise niet meer zo belangrijk, wel geheel van non-verbale en verbale gedragingen

  5. Expertise/competentie • Non-verbaal gedrag: • Oogcontact, leunen, vloeiend praten • verbaal gedrag: • Vragen die gedachten uitdagen • Aandachtig zijn door verbaal ondersteunen, geen interrupties, luisteren, goed tempo in de sessie • Directheid en vertrouwen in presentatie • Interpretaties maken • Concretiseren

  6. Expertise/competentie: vragen • Vanaf eerste (telefonisch) contact tot laatste sessie moet hulpverlener “intelligente” vragen stellen • Indeling van Tomm (1988) in 4 verschillende soorten vragen op 2 assen: • Variatie in vragen m.b.t. wie de informatie als antwoord op vraag zal gebruiken (continuüm) • Variatie in vragen m.b.t. het om lineaire dan wel circulaire informatie gaat

  7. Expertise/competentie: vragen • Rechtstreekse vragen: • oriënteren (voor hulpverlener) en lineair • Onderzoekend, deductief, rond inhoud en feiten, om probleem uit te leggen • Duiden vaak iemand of iets aan dat verkeerd is en moet veranderen (lineair) • Waarom komt man laat thuis van werk (veel werk, pas gepromoveerd, komt niet graag thuis,…)

  8. Expertise/competentie: vragen • Circulaire vragen: • Oriënteren (hulpverlener) en circulair • Circulair (alles is met alles verbonden) --> systemisch denkkader • Exploratief, nieuwsgierigheid therapeut • Informatie over patronen tussen mensen • Vbn. Wat is er anders aan de dagen dat uw man niet overwerkt, wie begint over het onderwerp overwerken, wat is verschil tussen vroeger en nu?

  9. Expertise/competentie: vragen • Strategische vragen: • Beïnvloeden (voor cliënt) en lineair • Nieuwe mogelijkheden in een bepaalde richting opperen • Gaan uit van oorzaak-gevolg relatie • Vb. Wat zou er nodig zijn om u en uw man op gelijke lijn te krijgen ivm opvoeding? Wat zou er gebeuren indien u het obstructief gedrag van uw zoon zou negeren?

  10. Expertise/competentie: vragen • Reflexieve vragen: • beïnvloeden en circulair • Faciliteren ook verandering, maar zonder richting aan te geven, laten verschillende mogelijkheden open • Dmv vragen nieuwe reacties bewerkstellingen (dus cliënt in staat) • Hoe zou het leven veranderen als het probleem er niet was? Als u niet zou overwerken?

  11. Tempo in een sessie • Hangt af van snelheid waarmee cliënt informatie geeft • Hulpverlener kan tempo wijzigen door: • Verdere exploratie • Focus op ander onderwerp • Bijkomende vragen • Emoties te exploreren • Heeft belangrijke impact op verloop sessie: te snel --> ontbreken belangrijke informatie, te traag --> saai voor hulpverlener en cliënt

  12. Tempo in sessie • Temporiseren: • Cliënt volgen door te spiegelen, reflecteren en actief te luisteren • Versnellen door open vragen te stellen, peilen naar verandering, proces bespreken eerder dan inhoud, focussen op hier en nu • Vertragen door te exploreren, emoties te laten ventileren, door te vragen

  13. Tempo in sessie • Ideaal tempo is afhankelijk van: • Problematiek • Tempo cliënt • Motivatie cliënt (zeer gemotiveerd --> hoger tempo) • Angst voor verandering cliënt (weinig angst --> hoger tempo) • Negatieve consequenties verandering • Vooropgestelde lengte therapie

  14. Expertise/competentie: concreet • Verhaal van cliënten is vaak warrig, oppervlakkig, abstract, en vertoont hiaten: zowel (1) weglatingen, (2) vervormingen, als (3) generalisaties • HV kan taalkundige tools gebruiken om betekenis woorden cliënt te achterhalen en hiaten op te vullen • Belangrijke tool is vragen stellen om exactheid en concreetheid van cliënten te bekomen (ook ter controle interpretatie HV)

  15. Expertise/competentie: concreet • Concretiseren is een manier om duidelijk te maken hoe algemeen gekende begrippen (depressie, angst, woede, …) begrepen worden door cliënt • HV moet deze begrippen niet zelf invullen • Concretiseren als basis voor doelstellingen en evalutie • Geeft idee van beperkingen en sterke punten van cliënt i.v.m. problemen

  16. Concretiseren: weglatingen • Enkele: ik ga, ik ben bang… naar waar, waarvan? • Vergelijking: zij is de beste, mijn broer is beter dan mij… vergeleken met wie, wanneer? In wat, wanneer, hoe? • Referentie: zij staan mij altijd in de weg, ik word er ziek van... wie specifiek staat je in de weg, wat maakt je ziek? • Werkwoord: hij frustreert mij, ik ben boos… hoe frustreert het hou, hoe boos?

  17. Concretiseren: weglatingen • Noodzakelijkheid: ik geraak er niet aan uit, het is onmogelijk om… Wat stopt je? Wat verhindert je? • Mogelijkheid: ik moet het doen, ik mag niet falen… Wat zou er gebeuren als je…wel/niet deed? • Beoordelaar: het is slecht om je studies te verwaarlozen, mensen zouden beter moeten doen… voor wie is het slecht, wie moet beter doen, wiens opinie vertolk je nu?

  18. Concretiseren: vervormingen • Nominalisatie: ik heb geen vrijheid, ik wil veiligheid… hoe voel je je niet vrij? Wanneer, waar en moet wie? Hoe wil je je veilig voelen? • Oorzaak/gevolg: zo lang mijn leerkracht in de buurt is, voel ik me veilig; jouw gezaag maakt me gek… hoe bepaalt de aanwezigheid van de leerkracht geluk? Hoe maakt gezaag je gek?

  19. Concretiseren: vervormingen • Gedachten lezen: als je zo doet, weet ik dat je me haat, ik weet dat hij me niet graag mag… hoe weet je dat? • Veronderstellingen: je weet dat ik eronder lijd, mijn dochter is zo koppig als mijn man… hoe erg en wanneer lijd je eronder? Hoe zie je dat je man koppig is?

  20. Concretiseren: generaliseren • Universele opvattingen: ik heb het altijd moeilijk met dergelijke dingen, ik verlies altijd… ben je er nooit in geslaagd iets van die aard te leren? Kan je je herinneren dat je ooit eens niet verloor? !!uitzonderingen • Complexe equivalentie: mijn vrouw wil werken, ze houdt niet van me… hoe toont je vrouw dat ze niet van je houdt, hou jij van haar, werk jij? Zijn er partners die werken en toch liefhebben?

  21. Expertise/competentie: concreet • Concretiseren kan ook door: • Opdrachten mee te geven • Gedrag, gedachten en gevoelens • Monitoren gedrag, gedachten, gevoelens • Ratings (thermometer, punten geven,…) • Observeren • Filmisch verslag maken van een gebeurtenis • !! Niet te onderschatten vaardigheid

  22. Expertise/competentie: concreet • Ze maakt me van streek (weglating, werkwoord) • Hoe, wanneer brengt ze jou precies van streek? • Ik mag dit niet doen (weglating, noodzakelijkheid) • Wat verhindert je om het te doen? • Ik weet dat hij me dom vindt (verstoring, gedachten lezen) • Hoe weet je dit precies? • Ik verlies altijd mijn zelfbeheersing als ik in de groep iets moet zeggen (generalisatie, universele uitspraak, altijd) • Heb je jezelf nooit in de hand gehad voor een groep? • De manier waarop hij me aankijkt, maakt me bang (verstoring, oorzaak-gevolg) • Hoe maakt de manier waarop hij je aankijkt jij bang? • Ik ben ongelukkig (weglating, enkele) • Over wat, wanneer? • Ik ben niet zelfstandig (nominalisatie) • Hoe specifiek gedraag je je niet (of voel je je niet) zelfstandig?

  23. Expertise/competentie • Competentie is niet dogmatisch, autoritair of “one up” zijn • Wel te vertrouwen, aandachtig en in staat om te helpen (door (non)verbale cues) door cliënt het probleem te laten exploreren en cliënt oplossingen te laten genereren • Niet profileren als “de expert” --> intimideert cliënten, wel gelijkheid, vriendelijkheid tonen

More Related