1 / 25

Thema 14 Psychiatrische ziektebeelden

Thema 14 Psychiatrische ziektebeelden. Mensen met stemmingstoornissen Mensen met psychotische stoornissen Mensen persoonlijkheidsstoornissen Mensen met somatoforme stoornissen Chronische psychiatrische cliënten. Mensen met stemmingsstoornissen Inleiding.

myles-scott
Download Presentation

Thema 14 Psychiatrische ziektebeelden

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Thema 14 Psychiatrische ziektebeelden Mensen met stemmingstoornissen Mensen met psychotische stoornissen Mensen persoonlijkheidsstoornissen Mensen met somatoformestoornissen Chronische psychiatrische cliënten.

  2. Mensen met stemmingsstoornissenInleiding Bij stemmingsstoornissen staat de ontregeling van de stemming op de voorgrond. Verder moet er sprake zijn van een geheel of gedeeltelijk manisch of depressief syndroom dat niet het gevolg is van enige andere lichamelijke of geestelijke stoornis.

  3. Mensen met stemmingsstoornissenDepressieve stoornissen Een stoornis in de stemming met depressie of verlies van interesse of plezier in het beleven van gewone activiteiten en vormen van tijdverdrijf. Er zijn twee classificaties: • Met psychotische kenmerken. Er is duidelijk een sterke verstoring van de werkelijkheidszin. Dit blijkt uit wanen, hallucinaties, of bizar gedrag • Met vitale kenmerken. De symptomen zijn ernstiger. Er is geen belangstelling voor activiteiten meer. Perioden van een depressie in engere zin reageerden in het verleden goed op somatische anti-depressiva.

  4. Mensen met stemmingsstoornissenVormen van volgens DSM IV: 1. Eenpolige stemmingsstoornis: - depressie 2. Dysthemie 3. Bipolaire stoornissen (dubbelpolige stemmingsstoornis): - Gemengd manisch-depressief - Cyclothymie

  5. Mensen met stemmingsstoornissenPredisponerende factoren Erfelijkheid Aandoening komt vaker voor in de familie Biochemisch - Een stofwisselingsstoornis in de opname van natrium en kalium in het neuron - Een te lage hoeveelheid noradrenaline, dopamine en serotonine in het lichaam Psycho-analytisch Onbevredigende moeder-kind relatie. De behoeften van het kind worden niet vervuld. Cognitief Verstoorde denkprocessen veroorzaken een negatief zelfbeeld. Leertheorie Door de hoeveelheid ervaren mislukkingen ontstaat machteloosheid en het gevoel niets te kunnen Biologische theorieën Psychosociale Theorieën

  6. Mensen met stemmingsstoornissen http://www.youtube.com/watch?v=6evUvddPV7w&feature=resu lts_main&playnext=1&list=PL40C76257DAA08352 Een gehele uitzending van Jambers, uitgezonden in januari 1996 over mensen die kampen met een bipolaire stoornis – manische depressiviteit http://www.youtube.com/watch?v=MA1nnbTCGrM Openhartig vertellen Manisch depressieven over hun leven en hoe ze ermee om kunnen gaan. Ook in relatie met werk en partner. Een psychiater belicht de medische kant en achtergrond van de diagnose Manisch Depressief

  7. Mensen met stemmingsstoornissengedrag manische en depressieve periodeSpecifiek • Te neer geslagen stemming • Verlies van interesse en genoegen in activiteiten • Voelen zich leeg. • (handgebaar vanuit het hart) • Verhoogde, expansieve of prikkelbare stemming • Gedachtevlucht • Wanen en of hallucinaties • Geen ziekte-inzicht op het moment van manie (projectie) Depressieve periode Manische periode

  8. Mensen met stemmingsstoornissen.Bijkomende verschijnselen depressie • Slapeloosheid of slaapzucht • Minderwaardigheidsgevoel • Verminderde prestaties • Aandacht- en concentratie zwakte • Sociale teruggetrokkenheid • Verlies van sexuele belangstelling • Zeer geremd voelen • Minder spraakzaam • Pessimistisch gestemd • Geneigd tot huilbuien • Slechte hygiënische verzorging

  9. Medicamenteuze behandeling bij depressie(Care) Antidepressiva worden primair gebruikt om de stemming te verbeteren en andere met een matige of ernstige depressie samenhangende symptomen te bestrijden. Nemen de depressie niet weg, maar maskeren slechts de symptomen. Heeft enkele dagen voor inwerking nodig en geeft bij start kans op suïcide. Hoewel de stemming niet verbetert wordt de cliënt actiever, daardoor wordt kans op suïcide groter Lithium als afvlakking van te depressieve of eufore stemmingen

  10. Medicamenteuze behandeling bij depressieBijwerkingen anti-depressiva • Droge mond Goede mondverzorging • Wazig zien Verdwijnt na 2 weken • Obstipatie Vezelrijke voeding • Urineretentie Vochtbalans bijhouden • Sederende werking Toedienen voor slapen gaan • Hypotensie Bloeddruk meten. Duizeligheid bij te snel opstaan (uit bed) • Tachycardie Controle van bloeddruk en pols (frequentie en ritme)

  11. Cure depressieve stoornissen Therapieën • Cursus In de put, uit de put • Fysieke inspanning • Kortdurende behandeling • Lichttherapie • Mindfulness • Psycho-educatie • Electro Convulsie Therapie

  12. Belemmerende factoren bij verpleging van depressieve cliënten • Opmerkingen als “kop op” werken averechts • Neem niet te snel dagelijkse dingen van de cliënt over • Laat je niet meeslepen in de negatieve gedachten (bespreken eigen ervaringen) • Cliënt heeft vaak een muur van negatieve en sombere gedachten. Twijfel niet aan jezelf en voorkom machteloosheidgevoel

  13. Specifieke Verpleegproblemenbij depressie (CARE) • De cliënt neemt geen of onvoldoende vocht en voeding tot zich. • De cliënt heeft obstipatie. • De Cliënt klaagt over droge mond en dorstgevoel. • De cliënt heeft slechte lichaamsverzorging. • De cliënt kan slecht inslapen- doorslapen of draait dag nacht- ritme om. • De cliënt heeft last van bewegingsdrang. Is opgejaagd door depressieve gedachten en gevoelens. • De cliënt heeft suïcide gedachten. • De cliënt is niet in staat relaties aan te gaan of te onderhouden. • De cliënt heeft een negatief zelfbeeld en negatieve spiraal van denken.

  14. Verpleegkundige ondersteuning behandelaarbij depressie (Potentiëren) • Observatie- gewicht- Pols en tensie- Reactie/ bijwerkingen op medicatie en/ of therapie - Stemming- Omgang met mede cliënten - Slaap/ waakritme • Toedienen medicatie (oraal of injectie)

  15. Cure manische stoornis Therapieën

  16. Belemmerende factoren bij de verpleging van mensen cliënten • Wees je bewust van negatieve gevoelens dat het gedrag van de client bij je op kan roepen. • Denk na wanneer dit wel gebeurt en waarom • Bespreek met collega’s wat je doet, voelt en het effect van je gedrag • Reageer niet geagiteerd of agressief op het gedrag van de client • Door zie dat het gedrag een gevolg is van zijn ziekte en ga daar niet in mee (ook als het gedrag erg hilarisch is)

  17. Mensen met stemmingsstoornissen.Bijkomende verschijnselen manie • Het affect is uitgelaten en eufoor en zeer labiel • Veranderingen in denken - Gedachtevlucht (snelle opeenvolging)- Spreekdrang- Grootheidswaan- Achtervolgingswaan • Continue motorische activiteit • Kleding en sieraden vallen uit de toon • Weinig eetlust door motorische activiteit • Verstoord slaappatroon. Kan nachten niet slapen • Vlagen van koopwoede (ook zinloze zaken) • Normale(sexuele) remmingen worden terzijde geschoven • Manipulatief, grensoverschrijdend gedrag • Neemt geen verantwoordelijkheid eigen gedrag (projectie) • Korte spanningsboog. Reageert op alle prikkels tegelijk • Slechte lichamelijke verzorging

  18. Medicamenteuze behandeling bij manie(Care) • De werkzaamheid van lithium, valproaat en atypische antipsychotica is ongeveer gelijk. In de NVvP richtlijn wordt de voorkeur gegeven aan lithium, omdat het medicijn zeer geschikt is als onderhoudsbehandeling. Antipsychotica hebben direct effect en zouden wat krachtiger zijn dan lithium en valproaat, vooral bij patiënten met ernstige manieën. • Bij al of niet ernstige gedragsproblemen en/of psychotische symptomen, wordt een atypisch antipsychoticum aangeraden. • Bij ernstige slaapstoornis en/of grote onrust wordt lithium, valproaat of een atypisch antipsychoticum aanbevolen in combinatie met een benzodiazepine. Benzodiazepinen - vooral bekend vanwege hun kalmerende werking, spierverslapping en bevordering van een goede slaap - zouden de manieën niet verminderen. Het gebruik dient overigens beperkt te worden. Benzodiazepinen kunnen verslavend zijn.

  19. Medicamenteuze behandeling bij depressieBijwerkingen anti-psychotica • Pas na 3 weken juiste effect • veel speeksel of juist een droge mond • droge ogen • verminderd reactievermogen • concentratieproblemen • slaperigheid • duizeligheid • slecht dichtbij zien (moeilijk lezen) • een onregelmatige menstruatie • minder zin in seks • Gewichtstoename

  20. Medicamenteuze behandeling bij depressieBijwerkingen benzodiazepine - verminderde inschatting eigen capaciteiten- duf-/sufheid- emotionele afvlakking (= verminderde geestelijke subtiliteit)- ontremming /agressie (soms), waardoor relationele en sociale problemen kunnen ontstaan- toename van de eetlust, waardoor toename van het lichaamsgewicht- verminderde spierbeheersing, waardoor grotere kans op vallen - tijdelijk geheugenverlies (anterograde amnesie)- verminderde zin in seks (libido-afname)- vermoeidheid- onttrekkingsverschijnselen (= 'rebound'-syndroom) bij plotseling stoppen van het gebruik.

  21. Aandachtspunten gebruik lithium • Droge mond Goede mondverzorging • Maagklachten Medicatie steeds bij maaltijd • Tremoren handen Medicatie ter voorkoming • Onregelmatige pols Controle vitale functies • Verhoogde urine Veel drinken/ natrium • Gewichtstoename Minder calorieën gebruiken • Bloedspiegel Regelmatig bloed prikken

  22. Algemene verpleegkundige ondersteuningbij manie (Care) • Schaamtegevoel omdat de cliënt achteraf • precies kan benoemen wat hij verkeerd heeft • gedaan. • De cliënt kan achteraf precies de opstelling en • het gedrag van de hulpverleners benoemen. • Laat je als hulpverlener niet meeslepen in het • gedrag van de cliënt. • Agressie en geprikkeldheid naar de • hulpverlening is niet persoonlijk gericht

  23. Specifieke verpleegproblemenbij manie (Care) • De cliënt : • neemt onvoldoende vocht en voeding tot zich en gunt zich geen tijd • gunt zichzelf geen tijd voor goede zelfverzorging • is chaotisch in zijn handelen en creëert een chaotische leefwereld • heeft een gestoord dag/ nachtritme • kan zijn gedachten niet vasthouden en reageert op iedere prikkel uit zijn omgeving

  24. Specifieke verpleegproblemenbij manie (Care) • De cliënt : • Vertoont decorumverlies (naaktlopen, vloeken, a-sociaal gedrag • Reageert agressief in taal of fysiek als hij het gevoel heeft door anderen belemmerd te worden. • Verricht handelingen met negatieve geolgen (financiële transacties) • Uit zich suïcidaal.

  25. Verpleegkundige ondersteuning behandelaarbij manie (Potentiëren) • Observatie- gewicht- Pols en tensie- Reactie/ bijwerkingen op medicatie en/ of therapie - Stemming- Omgang met mede cliënten - Slaap/ waakritme • Toedienen medicatie (oraal of injectie)

More Related