80 likes | 227 Views
havo B 5.2 Niet-lineaire modellen. Hoe noteer je een uitwerking van een opgave bij gebruik van de GR?. a Noteer de formules die je invoert. b Noteer de optie die je gebruikt en geef het resultaat. c Beantwoord de gestelde vraag. opgave 16. N. N = 480 t ² - 40 t ³ t = 0 om 9.00 uur
E N D
Hoe noteer je een uitwerking van een opgave bij gebruik van de GR? a Noteer de formules die je invoert. b Noteer de optie die je gebruikt en geef het resultaat. c Beantwoord de gestelde vraag.
opgave 16 N N = 480t² - 40t³ t = 0 om 9.00 uur De dierentuin sluit om 21.00 uur. a voer in y1 = 480x² - 40x³ 12.50 uur 3.50 uur later t = 3⅚ N = 4800,2 dus 4800 mensen b het drukst maximum optie maximum top (8, 10240) 8 uur later dus om 17.00 uur dan zijn er 10240 bezoekers. (8, 10240) 8000 0 t 12 5,58 10 c voer in y2 = 8000 optie intersect x ≈ 5,58 v x = 10 0,58 uur = 0,58 × 60 ≈ 35 minuten 5 uur en 35 min. later 14.35 uur 10 uur later 19.00 uur dus om 14.35 uur of 19.00 uur Je moet de uitkomsten van een model ‘terugvertalen’ naar de gegeven situatie.
Periodieke verschijnselen • Een grafiek die zich steeds herhaalt noem je periodiek. • De grafiek is een periodieke grafiek. • Als iets iedere 2 uur herhaalt dan zeg je dat de periode 2 uur is. • De evenwichtsstand is de horizontale lijn die precies door de grafiek loopt. • Amplitude is het verschil tussen de evenwichtsstand en het hoogste punt of laagste punt.
voorbeeld hoogte in m. 6 periodiek verschijnsel 5 4 amplitude = 2 uur 3 evenwichtsstand = 3 m. amplitude = 2 uur 2 1 periode = 4 uur periode = 4 uur 0 1 2 3 4 5 6 7 8 t in uur
opgave 20 1 -1 a periode = 5 seconden b per minuut 60 : 5 = 12 keer c periode = 5 seconden 48 – 5 – 5 – 5 – 5 – 5 – 5 = 18 seconden 18 seconden drukverschil = 1 mm kwikdruk na 4 minuten en 26 seconden = 266 seconden 16 seconden 16 seconden drukverschil = -1 mm kwikdruk d ½ × 12 × 60 × 24 = 8640 liter e de periode = 5 : 2 = 2,5 seconden per kwartier 3 × 24 × 15 = 1080 liter
Trend • Een lange-termijnontwikkeling heet een trend. • De grafiek schommelt om een kromme die de trend weergeeft. • Een trend kan zowel stijgend als dalend zijn. • Schommelt de grafiek om een rechte lijn, dan heet die lijn de trendlijn.
opgave 23 200 185 165 ● ● 140 ● ● 130 115 aN = at + b bij t = 0 N = 140 bij t = 3 N = 200 dus N = 20t + 140 b 1e kwartaal 2000 verkoop 115 scooters 1e kwartaal 2006 115 + 6 × 20 = 235 scooters c 2000 totale verkoop = 115 + 185 + 165 + 130 = 595 scooters 2007 595 + 7 × 4 × 20 = 1155 scooters 200 - 140 ∆N ∆t a = = = 20 3 - 0