1 / 18

Measuring of Organisation Structures D.S. PUGH

Measuring of Organisation Structures D.S. PUGH. Nele Van Dooren 2 de Bachelor Sociologie 28 maart 2006. 4 vragen als rode draad. Voldoen aan organisatiestructuur? Is context bepalend? Hoeveel macht heeft het management nodig? Effecten technologie op organisatie?. Onderzoek.

darby
Download Presentation

Measuring of Organisation Structures D.S. PUGH

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Measuring of Organisation Structures D.S. PUGH Nele Van Dooren 2de Bachelor Sociologie 28 maart 2006

  2. 4 vragen als rode draad • Voldoen aan organisatiestructuur? • Is context bepalend? • Hoeveel macht heeft het management nodig? • Effecten technologie op organisatie?

  3. Onderzoek * in welke mate activiteiten structureren * methodes die verschillen nagaan * beperkingen context aan structuur

  4. Organisatiestructuur • specialisatie: de mate waarin de activiteiten van een organisatie ingedeeld is in verschillende gespecialiseerde rollen • standaardisatie: de mate waarin een organisatie standaardregels en procedures bepaalt • standaardisatie van werkgelegenheidspraktijken: de mate waarin een organisatie werkgelegenheidspraktijken heeft • formalisering: de mate waarin procedures, instructies,… vastgelegd zijn • concentratie: de mate waarin het maken van beslissingen gelokaliseerd is aan de top van de hiërarchie • context: de “vorm” van de structuur van de organisatie

  5. 6 structurele profielen • organisatie A → organisatie dat instaat voor publieke service → ver weg van de klassieke bureaucratie → onder de standaard voor zowel specialisatie als context • organisatie B • → vrij ongestructureerd familiebedrijf • → standaardprocedures geminimaliseerd, papierwerk geformaliseerd

  6. vervolg structurele profielen • organisatie C → vertegenwoordigt de “Big Business” → hoge scores voor specialisatie, standaardisatie en formalisering, maar gedecentraliseerd • organisatie D • → beheer van organisatie kan aanzienlijk effect op de structuur hebben, alhoewel sommige kenmerken het kader vormen voor het management

  7. vervolg structurele profielen • organisatie E → een voorbeeld van stukwerkproductie, in bezit van de overheid → hoge centralisatie, hoge formalisering • organisatie F • → lage scores voor elk kenmerk

  8. Organisatiecontext • oorsprong en geschiedenis: de oprichting, en de veranderingen in eigendom, locatie,… • eigendom en controle: het soort eigendom (privaat of publiek) en de concentratie in aantal handen • grootte: aantal werknemers, netto activa, marktpositie,… de aard en de waaier aan producten en services • technologie: de graad van integratie van een werkproces • locatie: het aantal geografisch verspreide werkplaatsen • onderlinge afhankelijkheid: de omvang met dewelke de organisatie afhangt van zijn klanten, leveranciers, vakbonden, om het even welke bezittende groep,…

  9. Relatie structuur & context • Context is de bepalende factor die de structuur van om het even welke organisatie opstelt, gestalte geeft en wijzigt. !! Maar binnen deze contextuele limieten, heeft de topmanagement genoeg mogelijkheden om zijn invloed te laten gelden.

  10. Effecten technologie op organisatie • studie van Joan Woodward ~ Management and Technology: • stukwerkproductie • serie- en massaproductie • procesproductie

  11. Classificatie

  12. Stukwerkproductie • Een product of serie producten • Lage herhalingsgraad • Veel verschillende routines • Flexibel • Nadeel: duur • Vb: scheepsbouw

  13. Massaproductie • Grote hoeveelheden • Gespecialiseerde apparatuur/personeel • Productie in lijn • Vaste routine • Nadeel: investering nodig • Vb: autoproductie

  14. Serieproductie • Produceren van series (batches) • Elke serie kan men als een geheel zien • Herhalingsgraad relatief laag • Productiesnelheid is hoog • Nadeel: duur & langzaam • Vb: autoproductie

  15. Procesproductie • Smal, ondiep assortiment • Gespecialiseerde apparatuur • Bewerkingen gekoppeld • Hoge productiesnelheid • Nadeel: - moeilijk verandering aan te brengen - beperkte grondstoffen • Vb: Chemische producten

  16. Organigram bedrijf • stukwerkproductie en kleine firma’s  kort • serie- en massaproductie  uitgebreid • procesproductie  lang →DUS: oorzaak-effect verhouding tussen een systeem van productie en zijn bijbehorend organisatorisch patroon

  17. Relatie procesgeoriënteerde technologie versus standaardisatie

  18. Relatie procesgeoriënteerde technologie versus vrijheid management • serieproductie: hoger aantal inspecteurs en onderhoudspersoneel • stukwerkproductie en procesproductie: in dit opzicht minder eisend Reden: - ingewikkeldheid procesproductie - controlesysteem ingebouwd? - variatie aan machines & productie

More Related