1 / 41

Effecten van zandsuppleties op duinen

EGG consult everts & de vries Henk Everts en Nico de Vries Bureau voor Strand en Duinonderzoek Bas Arens en Siska Leek IBED UvA Annemieke Kooijman Stichting Bargerveen Marijn Nijssen Scheveningen 25 mei 2012. Effecten van zandsuppleties op duinen. Veronderstelde schakels.

dareh
Download Presentation

Effecten van zandsuppleties op duinen

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. EGG consult everts & de vries Henk Everts en Nico de VriesBureau voor Strand en DuinonderzoekBas Arens en Siska LeekIBED UvAAnnemieke KooijmanStichting Bargerveen Marijn NijssenScheveningen 25 mei 2012 Effecten van zandsuppleties op duinen

  2. Veronderstelde schakels • Door verandering zandbron effect op duinen • Door verandering zeereepbeheer effect op doorstuiving • Doorstuiving beïnvloedt vegetatieontwikkeling • Bedekking • Kalk • Vegetatie en overstuiving beïnvloeden bodem • Humus-opbouw • Verzuring • Nutriënten • Bodem beïnvloedt bodemfauna • Feedbacks

  3. Type 1

  4. Type 3

  5. Geo-Ecologisch vervolg • Retrospectief? • Fijne overstuiving bepaalt • Inventariserend: vegetatie, bodem, fauna • Basis wordt gelegd • Effecten deels pas in de toekomst zichtbaar?

  6. Stratificatie onderzoeksopzet effecten suppletie Focus 3 Habitattypen H2110 Embryonale duinen, H2120 Witte duinen H2130_A Grijze duinen kalkrijk H2130_B Grijze duinen kalkarm

  7. 12 (14) proefgebieden

  8. Bodem en nutrientbeschikbaarheid • 84 monsters (in drievoud) naast ingestelde PQ’s • verdeeld over districten, vegetatietypen of zones m.b.t. afstand van duinvoet, suppletie en dynamiek • pH, bulkdichtheid, C-gehalte, N-gehalte, C:N ratio • biomassa, strooisel en vegetatiestructuur • gehalte in de plant aan C, N, P, K en ratio’s • gehalte aan Na, Ca, Mg, Mn, Fe, Zn, Al, S en ratio’s

  9. Suppletie: alleen (uncorrected) C:N ratio • alleen in Renodunaal • aanvoer kalkhoudend suppletie-zand • ook te zien in Ca-gehalte Biestarwegras * * * *

  10. Meer dynamiek: hogere pH in R en W • alleen in duinzones, niet in vegtypen • zowel in Renodunaal (1) als Wadden (*) • opschuiving van de vegetatietypen * *

  11. Meer dynamiek: in R meer zout • alleen in Renodunaal district • in zowel embryo- als witte duinen, en zone 1 en 2 • hogere input van zout, ook zichtbaar in Mg * * * *

  12. Meer dynamiek: in W meer zand • alleen in Waddendistrict • alleen in duinzones, niet in vegtypen • hogere input van zand, ook zichtbaar in bulkdichtheid * *

  13. Verspreiding Habitattypen • H2110 Embryonale duinen, • H2120 Witte duinen • H2130_A Grijze duinen kalkrijk • H2130_B Grijze duinen kalkarm

  14. Pionier + gesloten

  15. Pionier + gesloten

  16. Conclusies Habitatniveau • Veel dynamiek: meer H2110 en H2120: verschuiving naar zone H2130 • H2110 verschuift ook duidelijk landinwaarts • Areaal H2130 neemt daardoor binnen proefgebieden af. • Dit effect wordt versterkt door suppletie

  17. Niveau vegetatiegroepen

  18. Niveau vegetatiegroepenEmbryonale en Witte duinen • Binnen H2110 en H2120 nauwelijks respons op dit niveau • Alleen bij H2120 komen overgangvormen naar H2130 voor bij veel dynamiek

  19. Niveau vegetatiegroepenGrijze duinen • Veel dynamiek: meer diversiteit binnen H2130 (meer pionierfase) • Gesloten H2130 voornamelijk in zone met weinig of geen overstuiving • Pionier H2130 bredere zone vooral in zone met zeer sterke tot matig overstuiving • Dit is het duidelijkst en sterkst bij dynamiek type 3 in combinatie met suppletie

  20. Niveau vegetatiegroepen Wel respons H2130 Kalkrijke duingraslanden Kalkarme duingraslanden Pionier Gesloten

  21. Niveau aspecten en soortverspreidingConclusies • Bladmossen tonen en negatieve relatie met suppletie (zowel in R en W) • Duinriet toont een negatieve relatie met veel dynamiek (alleen in R) • Een aantal kenmerkende soorten van het gesloten duingrasland (H2130) toont een relatie met suppletie: • Kalkrijk gesloten duingrasland in R minder soorten (Zachte haver, Stijve ogentroost, Glad walstro, Echte bitterkruid en Grote tijm) • Kalkarm gesloten duingrasland in W meer soorten ( Hondviooltje, Gewone rolklaver en Mannetjes ereprijs) • Beide trends worden door de pq’s gegevens ondersteund. In W het meest duidelijk. Beide zijn evenwel niet significant • (Nagenoeg) geen relaties gevonden in pionierstadia H2130

  22. Effecten van suppletie op bodemfauna in grijze duinen Wadden Renodunaal As 1: district !

  23. Effecten van suppletie op bodemfauna in grijze duinen Wadden Renodunaal As 1: district ! As 2: ‘behandeling’ Controle geen dynamiek

  24. Effecten van suppletie op bodemfauna in grijze duinen Wadden Renodunaal As 1: district ! As 2: ‘behandeling’ Controle geen dynamiek Overstuiving Lokaal zand

  25. Effecten van suppletie op bodemfauna in grijze duinen Wadden Renodunaal As 1: district ! As 2: ‘behandeling’ Controle geen dynamiek Overstuiving Lokaal zand Overstuiving Suppletie zand

  26. Effecten van suppletie op bodemfauna van grijze duinen Wadden Renodunaal Taxonomische groepen alleen meest bepalende groepen opgenomen

  27. Effecten van suppletie op bodemfauna van grijze duinen Renodunaal Wadden • Voedselgilden • District-effect • sterk aanwezig • Reno: • - planteneters • Wad: • plantenzuigers • worteleters • - detritivoren • Groep ‘onbekend’ • vnl. larven van • kevers en vliegen

  28. Effecten van suppletie op bodemfauna en vegetatiebewonende fauna • Voorlopige conclusies • District is meest bepalende factor • Patroonverschillen tussen “controle - lokale overstuiving - suppletie” zijn klein, maar lijken consistent tussen districten • Overstuiving (zowel door lokaal als door gesuppleeerd zand) lijkt tot meer variatie in diergroepen te leiden • Geen effect op opbouw van voedselweb (voedselgilden), wel op taxonomische samenstelling • Waarschijnlijk geen effect van suppletie op grootte van dieren

More Related