320 likes | 650 Views
Hoofdstuk 3. India als opkomend land. Planning :. Afspreken PW Hst 3 Bespreken SO p1,2 en 3 (Terugblik paragraaf 1 t/m 4 (hoofdlijnen)) Film ‘Micro-krediet’ opdr 11 en 12 Nakijken paragraaf 4 . Terugblik paragraaf 1 t/m 4. Paragraaf 1: India, land van de moesson
E N D
Hoofdstuk 3. India als opkomend land
Planning: • Afspreken PW Hst 3 • Bespreken SO p1,2 en 3 • (Terugblik paragraaf 1 t/m 4 (hoofdlijnen)) • Film ‘Micro-krediet’ opdr 11 en 12 • Nakijken paragraaf 4
Terugblik paragraaf 1 t/m 4 • Paragraaf 1: India, land van de moesson • Paragraaf 2: India, land vol verschillen • Paragraaf 3: Booming India • Paragraaf 4: India Shining?
Moessons (windpatronen) • Wind waait van H naar L druk. • Hadley-cel • Homogene wereld • Corrioliseffect • ITCZ (echte wereld) • Moessons! (droge moesson en natte moesson) • (Wet van Buijs Ballot)
Animatie • Kinderlijk verteld maar wel nuttig beeldend • Wind • Illustratie corrioliseffect • Dit was een homogene wereld. Hoe zit het in de werkelijkheid ?
Seizoenen (verschuiving – H en L over heel de wereld, onder invloed van de zon!)
ITC of ook wel genoemd de ITCZ • Zie aantekening bord • ITC: Intertropische Convergentie Zone • Land warmt snel op/ Land koelt snel af • Water warmt langzaam op/ water koelt langzaam af. • DAARDOOR: Lagedrukgordel GEEN rechte lijn!!
Moessonregens • Tropen • Droge en natte tijd. • Regentijd in zomer oorzaak: Overdag boven 40OC warme lucht stijgt op wordt aangevuld door natte lucht vanaf de oceaan = zuidwestenmoesson. Vervolgens botst lucht tegen Himalaya: Loefzijde. • Winter: droge aflandige wind • Neerslag erg onbetrouwbaar.
Wet van Buijs Ballot • Wind waait van Hogedruk naar Lagedruk • Wind krijgt op het NH een afwijking naar rechts, en op het ZH naar links (gezien vanuit het Hogedrukgebied!)
Basisboeknummers: • BB 43: De wet van Buijs Ballot • BB 44: De grote windsystemen • BB 47: Moessons (H) • BB 51: Koppen (H)
Terugblik paragraaf 1 t/m 4 • Paragraaf 1: India, land van de moesson • Paragraaf 2: India, land vol verschillen • Paragraaf 3: Booming India • Paragraaf 4: India Shining?
Paragraaf 2: India, land vol verschillen • Cultureel mozaïek • De echte Indiër bestaat niet! • Waarom niet? • Grote variatie aan talen, godsdiensten en gewoontes • Maar waarom is het dantoch 1 land? 21 deelstaten
Kolonialisme (BB 195) • India was een zogenaamde exploitatiekolonie • Wat houdt dat in? • (leegroven) Grondstoffen weghalen zodat die gebruikt konden worden voor de Europese industrie. • Behalve exploitatie koloniën had je ook vestigingskoloniën. Die waren echt bedoelt om een nieuw leven op te bouwen: Bijv: VS of Australie.
India, tegenwoordig 6 landen! • Wat zie je hier? • Hoe komt dit ? • % Moslims / Hindoeïsme • >70%
Complexe sociale structuur • Veel verschil tussen Arm en Rijk in India • Met andere woorden: Veel sociale ongelijkheid • Dit komt oa door het Kastenstelsel • Wat is het kastenstelsel? • Vanaf geboorte behoor je tot een bepaalde kaste sociale groep • Die bepaald je levensverloop • Ze geloven in Reïncarnatie (weder-geboorte) • Ondanks dat kasten-stelsel afgeschaft is, hanteren veel mensen op het platteland de regels
Terugblik paragraaf 1 t/m 4 • Paragraaf 1: India, land van de moesson • Paragraaf 2: India, land vol verschillen • Paragraaf 3: Booming India • Paragraaf 4: India Shining?
Paragraaf 3: Booming India • Wanneer is een land rijk? Wanneer is een land arm? • Je meet het ontwikkelingspeil! • BNP • Basisvoorzieningen • Voedsel • Huisvesting • Onderwijs • Gezondheidszorg • Overige kenmerken: • Bevolkingsgroei • Bestaansmiddelen • Verdeling stad - platteland
India en globalisering • India behoort tot de opkomende landen in de wereld. • De zogenaamde BRIC-landen • Brazilië, Rusland, India en China. • Deze landen kennen grote economische groei door de globalisering. Hoe komt dit ? • MNO’s gaan outsourcen (arbeidsintensief werk laten doen in het buitenland) • Lagelonenland • India is in trek vanwege de IT-sector.
Waarom de IT-sector in India? • Goed Engels sprekend • Harde werkers • Vrijemarkteconomie • SEZ (speciaal economische zones) • Belastingvoordelen etc.
Terugblik paragraaf 1 t/m 4 • Paragraaf 1: India, land van de moesson • Paragraaf 2: India, land vol verschillen • Paragraaf 3: Booming India • Paragraaf 4: India Shining?
Paragraaf 4: India Shining? • ‘De olifant staat op’ • Opkomend land • Ondanks opkomende economie, toch veel problemen in het land. • Bijvoorbeeld: • Grootste modernste Metropool van het land: Mumbai • Behalve een luxueus CBD ook heel veel krottenwijken in de stad! • Maar er is een opkomende middenklasse! • Google.nl
Relatieve en absolute armoede. Wat is het verschil? • Relatief = in relatie tot het geheel! • Absoluut = Minder dan 1 dollar per dag! • India kent een duale economie. • Dat wil zeggen dat een gedeelte van de economie heel modern en ontwikkeld is, terwijl er ook veel mensen zijn die het moeten hebben van de informele sector en/of de traditionele sector!!!
Bevolkingsgroei vs economische groei • Een reden voor het feit dat India veel armoede kent is de grote bevolkingsgroei. • Verklaar dit. • Inkomen/ aantal mensen • Veel voorzieningen (hoge kosten: scholen, ziekenhuizen etc) • India heeft hoog geboortecijfer maar gezinnen vonden dit vroeger niet zo erg. Waarom niet? • Kinderen dienen als oude dags voorzieningen en brengen geld in het laatje. • Waarom letten ze nu wel op hoeveel kinderen ze krijgen? • De kosten die kinderen met zich meebrengen • Geboortenbeperking (reclame) • Toenemende welvaart (kinderen zijn niet nodig!)
Basisboeknummers: • BB 110 Bevolkingscijfers: Absoluut en relatief • BB 111 Demografisch transitie • BB 112 Bevolkingsdiagram • BB 113 Soorten bevolkingsdiagrammen • BB 201Ontwikkelingssamenwerking
BB 201Ontwikkelingssamenwerking • Rijken landen (ontwikkelde landen) geven vaak hulp aan arme landen (ontwikkelingslanden). • Je kunt ontwikkelingssamenwerking op 2 manieren indelen: • Op wat er gegeven word • Of door wie er geeft • Wat: Structurele hulp of noodhulp • Wie: particulieren of regeringen (volgende dia)
Wie: Particulieren of regeringen • Particulieren investeren vaak in arme(re) landen of ze gaan een joint venture aan (samenwerkingsverband). • Bij veel hulp zijn overheden (lees: regeringen) betrokken. • Bilaterale hulp (er zijn slechts 2 landen betrokken, een gever en ontvanger). • Multilaterale hulp (meerdere overheden zijn erbij betrokken, is moeilijk organiseren dus gaat vaak door middel van een internationale organisatie. Vb: Unicef of Unesco.