1 / 5

Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1

Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1. Opgave 1. a]. Om een lift een versnelling omhoog te geven heb je een kracht nodig. F N = 1040 N. F R = m x a. F R = 75 x 4. F R = 300 N (omhoog in de richting van de versnelling). Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht F Z. F Z = m x g.

kalare
Download Presentation

Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1 Opgave 1 a] Om een lift een versnelling omhoog te geven heb je een kracht nodig. FN = 1040 N FR = m x a FR = 75 x 4 FR = 300 N (omhoog in de richting van de versnelling) Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ = m x g FZ = 75 x 9,81 FR = 300 N FZ = 7,4102 N Je moet er voor zorgen dat er een resulterende kracht van 300 N is. Dit kun je bereiken door er een “geschikte” normaalkracht bij te tekenen. FN = FZ + FR (FR = FN – FZ) FN = 7,4102 N + 300 N FN = 1040 N b] In de weegschaal zit een veer die met de FN kracht ingeduwd wordt. Welke massa zou “normaal” voor deze kracht zorgen? FZ = 7,4102 N FV = m x g 1040 = m x 9,81 m = 106 kg c] Als de snelheid constant is zal de resulterende kracht FR = 0 N. Dan zal de FN = FZ. Dus FN = 740 N

  2. Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ Opgave 2 FZ = m x g FZ = 2,5 x 9,8 FAB 12,5 FZ = 25 N A C 1300 B 650 650 650 12,5 a] cos 650 = FAB FZ = 25 N 12,5 A C FAB= 1300 cos 650 B FAB= FBC= 29,6 N 12,5 FBC cos α = b] FAB 100 Bij deze kracht breekt kabel 2nd cos cos α = 0,125 α = 82,80 FZ = 25 N Gehele hoek tussen de touwen is dan 2 x 82,8 = 165,60

  3. Opgave 3 0,75kg FS A Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ A = m x g FZ B = m x g FZ A = 0,75 x 9,8 FZ B = 0,20 x 9,8 FZ A = 7,4 N FZ B = 2,0 N FS FZ A = 7,4 N B 0,20kg FN = 7,4N Als het voorwerp in rust blijft dan zal FR = 0 N. De hiernaast staande krachten zullen dan werken. a] FZ B = 2,0 N Fs = 2,0N A ( FR = 0 N) FW = 2,0N FW = 2,0N b] FZ C = m x g FZ C = 0,50 x 9,8 FZ A = 7,4 N FZ C = 4,9 N FN = 7,4N FR BEIDE= FZ C– FW FR BEIDE = mBEIDE x a BEIDE FR BEIDE= 4,9– 2,4 2,5 = 1,25 x a BEIDE FR =1,5N Fs = 3,9N FR BEIDE = 2,5 N a BEIDE = 2,0 m.s-2 A c] FRblokje A= mA x a BLOKJE A FR blokje A=FS-Fw FW MAX = 2,4N 0,75kg FRblokje A= 0,75 x 2,0 FS= FR+Fw FRblokje A = 1,5 N FS= 1,5+2,4 =3,9 N FZ A = 7,4 N

  4. F2 Opgave 4 b] cos 200 = m = 5,0 kg FZ =mx g 49 N FZ=5,0 x 9,81 FW MAX = 10 N F2= 49 x cos 200 FZ= 49 N 200 F2= 46,0 N F1 sin 200 = 49 N FN = 46 N F1= 49 x sin 200 200 F2 FZ = 49 N F1= 16,8 N FR = F1 - FW a] FR FR = 16,8 - 10 F1 FW MAX = 10 N F1 FR= 6,8 N 200 c] FR= m x a 6,8 = 5,0 x a F2 a = 1,4 m.s-2 FZ = 49 N d] FN = F2 = 46,0 N

  5. Opgave 5 ΔX a] FZ= m x g b] vgem = Δt FZ= 71 x 9,81 5000 m vgem = FZ= 6,7102 N 428 s FN= FZ= 6,7102 N Vgem = 11,7 m.s-1 FW ijs= FN x 0,005 Geg: m = 71 kg Δx = 5000 m t = 7 min en 8 s (428 s) A = 0,30 m2 2 formules zie ☐ FW lucht= ½ x A x v2 FW ijs= 6,7102 x 0,005 FW lucht= ½ x 0,30 x 11,72 FW ijs= 3 N FW lucht= 21 N c] We gaan ervan uit dat zijn snelheid constant was, dus FR = 0 N Dus zal de totale FW even groot moeten zijn als de spierkracht (FSP) FSP = FW ijs+ FW lucht FSP = 3 + 21 FSP = 24 N (is kracht schaatser)

More Related