1 / 89

Sportpsychologie en Coaching

Sportpsychologie en Coaching. Algemeen gedeelte Trainer B. Overzicht van de presentatie. Inleiding en situering De start van de loopbaan en het al dan niet volharden in de sport Motivatie, arousal en hun relatie tot presteren Spanning en angsten. Doping in jeugdsport

kameryn
Download Presentation

Sportpsychologie en Coaching

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Sportpsychologie en Coaching Algemeen gedeelte Trainer B

  2. Overzicht van de presentatie • Inleiding en situering • De start van de loopbaan en het al dan niet volharden in de sport • Motivatie, arousal en hun relatie tot presteren • Spanning en angsten. Doping in jeugdsport • Groepsdynamica en de ontwikkeling van sportteams • Communicatie in jeugdsport

  3. Inleiding en situering Plaats van het vak in de VTS opleiding Afbakening bevoegdheden Opbouw van de cursus

  4. Plaats van het vak in de VTS opleiding • Het vak sportpsychologie en coaching wordt opgenomen in het curriculum van: • de opleiding Trainer B (maar niet Instructeur B) op niveau 2 • de opleiding Trainer A op niveau 3

  5. Afbakening bevoegdheden De jeugdtrainer en (club)trainer moeten kennis hebben van de belangrijkste psychologische processen die het trainen en presteren van hun atleten/spelers beïnvloeden, in de mate dat deze zich manifesteren binnen het “normale proces” van spelen en trainen. De trainer B is geen sportpsycholoog : “schoenmaker blijf bij uw leest !”

  6. Opbouw van de cursus Dit vak wordt opgebouwd, enigszins parallel met de loopbaan van een sportman. Hoofdstuk 1: De start van de loopbaan en het al dan niet volharden in de sport Thema’s:Talentdetectie en –ontwikkeling,trainingspersisten- tie, drop-out Hoofdstuk 2: Psychologische sleutelbegrippen motivatie, arousal, flow en attributie Hoofdstuk 3: Psychologische processen die optreden in de periode voor, tijdens en na de competitie (de wedstrijd) Thema’s: Zenuwachtigheid, angst en stress-proces, de concepten taak- en resultaatgerichtheid, het gebruik van verboden prestatiebevorderende middelen, doping en/of drugs. Hoofdstuk 4: Het functioneren in een team Begrippen als cohesie, interactie, team, groepsdynamiek, evolutie van een groep, sociogram … worden geduid in hun relatie tot presteren. Hoofdstuk 5: Het functioneren in team sturen aan de hand van informatie, advies en feedback geven. Voor individuele sporters en in teamverband.

  7. Hoofdstuk 1 De start van de loopbaan en het al dan niet volharden in de sport Doelstellingen Talentdetectie Trainingspersistentie en drop-out Betrokkenheid van volwassenen in de jeugdsport Vroegtijdig sportengagement Sleutelbegrippen

  8. Doelstellingen Hoofdstuk 1. De start van de loopbaan en het al dan niet volharden in de sport • Na het lezen van dit hoofdstuk moet je in staat zijn om : • De verschillende fasen in talentdetectie en –ontwikkeling te onderscheiden. • Talentidentificatie te bespreken vanuit een definitie van sporttalent. • Verschillende methoden voor talentopsporing te definiëren met hun voor- en nadelen. • De kernpunten van talentselectie te duiden. • Het talentontwikkelingsmodel van Bloom uit te leggen. • De belangrijkste psychologische determinanten van sportdeelname bij jongeren te noemen. • Drie theoretische modellen voor sport drop-out weer te geven. • Drie psychologische zorgen in verband met de invloed van derden op jongeren in de sport. • De psychologische aspecten van vroegtijdige competitie bij jongeren in te schatten.

  9. Talentdetectie Talentidentificatie De definitie van sporttalent Lichamelijke kenmerken Psychische kenmerken Ontwikkelingsstadium : Biologische ontwikkeling Trainingstoestand Twee problemen m.b.t. talentidentificatie Het criteriumprobleem Bepalen van talentidentificatieparameters Het compensatiefenomeen

  10. Talentdetectie Talentidentificatie Talentopsporing Testbatterijen Doorlichten van grote groepen Extrapolatie van trainingscurves

  11. Talentdetectie Talentidentificatie Talentopsporing Talentselectie Strategische keuzes actuele prestatie of prognose selectieleeftijd gebruik van een norm of een criterium Het selectiediagram

  12. Talentdetectie Selectiediagram bij Selectieparameter met Hoge prognosevaliditeit Bereikte prestatie B : gebruikte prestatiecriterium Selectiediagram bij Selectieparameter met Lage prognosevaliditeit Selectieparameter A : gebruikte selectiecriterium Het selectiediagram Kwadrant 3 Vals negatief Ten onrechte Niet geselecteerd Kwadrant 1 Terecht geselecteerd Kwadrant 4 Vals positief Ten onrechte geselecteerd Kwadrant 2 Terecht niet geselecteerd

  13. Talentdetectie Talentidentificatie Talentopsporing Talentselectie Talentontwikkeling Kwaliteit van de begeleiding gedurende +/- 10 jaar Vorming van sportkaders Het talentontwikkelingsmodel van Bloom

  14. Talentdetectie Initiatie Individu Het Talentontwikkelingsmodel van Bloom 3 fasen in de ontwikkeling Ontwikkeling Vervolmaking geobsedeerd, verslaafd, neemt verantwoordelijkheid, "dit is mijn identiteit" blij, speels, opgewonden, "speciaal", "ik doe dit graag" gefascineerd, toegewijd, "ik kan dit goed" vriendelijk, enthousiast, zorgzaam, proces-georienteerd, "motivator" succesrijk, gerespecteerd/gevreesd, emotioneel gebonden, "coach" sterk, respectvol, vaardig, veeleisend, "didacticus" 3 betrokken partijen Mentor delen de opwinding, steunend, positief, zoeken mentor doen opofferingen, beteugelen andere activiteiten, dwingen tot keuzes Ouders/ derden nemen afstand

  15. Talentdetectie ontwikkeling sporter ouders trainer, (verschillende trainers per fase) 1 2 3 fase Rolaanpassing sporter – trainer - ouder Juiste afstand!

  16. Trainingspersistentie en drop-out Waarom doen jongeren aan sport ? competentie verwerven (Leren) verwantschap (Samen) Activiteit (Bewegen) Plezier (Beleven) Hoe kunnen we de sport aanpassen aan de vraag van jongeren ? Waarom stoppen jongeren met sport ? Tijdrovend Ontevredenheid Voorkeur voor andere activiteiten

  17. Trainingspersistentie en drop-out Theoretische modellen m.b.t. volharding en drop-out Competentie motivatie theorie (Harter) Prestatie oriëntatie theorie (Nicholl’s) Conceptueel model van terugtrekking in de sport (Smith) Types drop-out in de sport Onvrijwillige drop-out Resistente drop-out Vrijwillige drop-out

  18. Betrokkenheid van volwassenen in de jeugdsport Psychologen maken zich zorgen over de relatie tussen betrokkenheid van volwassenen en : De ontwikkeling van de zelfperceptie van het kind De motivatie van het kind De emotionele ervaringen van kinderen in de sport Het panathlon manifest over de bedreiging van de positieve waarden in de kinder- en jeugdsport.

  19. Vroegtijdig sportengagement Aanbod van aangepaste vormen van lichaamsbeweging, spel en sport Onderscheid tussen participatie en competitie Dimensies van “gereedheid” : fysieke gereedheid mentale gereedheid Het gevaar van ongepaste competitieverhoudingen

  20. Sleutelbegrippen • Biologische ontwikkeling • Burn-out • Compensatiefenomeen • Drop-out • Ego-oriëntatie • Kritische selectieleeftijd • Prestatiecriterium • Prestatieprognose • Selectiediagram • Taakoriëntatie • Talentdetectie • Talentidentificatie • Talentkenmerken • Talentontwikkeling • Talentopsporing • Talentselectie • Trainingspersistentie • Trainingstoestand

  21. Hoofdstuk 2 Motivatie, arousal en hun relatie tot presteren Doelstellingen Motivatie Motivatie en presteren Arousal Sleutelbegrippen

  22. Doelstellingen Hoofdstuk 2. Motivatie, arousal en hun relatie tot presteren. • Na het lezen van dit hoofdstuk moet je in staat zijn om : • Het begrip motivatie correct te omschrijven en uit te leggen door welke factoren het wordt bepaald. • Algemene richtlijnen te geven om motivatie te versterken • Prestatiemotivatie en/of competitiviteit te definiëren en de factoren die de relatie tussen motivatie en presteren bepalen te bespreken. • De normale en gewenste ontwikkeling van prestatiemotivatie in drie stadia weer te geven • Het begrip arousal te definiëren en het verschil met angst te duiden • De relatie tussen arousal en presteren te beschrijven aan de hand van enkele belangrijke theorieën. • Het begrip flow te definiëren

  23. Motivatie • Wat is motivatie ? • Motivatie is een psychologisch begrip dat verwijst naar de richting en de intensiteit van iemands inspanningen

  24. Motivatie Wat is motivatie ? Theoretische benaderingen van het begrip motivatie Motivatie als een persoonlijke karakteristiek Motivatie bepaald door de situatie Interactionistisch standpunt : motivatie = persoon x situatie

  25. Motivatie Wat is motivatie ? Theoretischebenaderingen van het begrip motivatie Richtlijnen om motivatie te versterken De situatie is vaak eenvoudiger te manipuleren dan de persoon Meerdere motieven kunnen dezelfde richting uitgaan Tegenstrijdige motieven verzoenen Motieven verschuiven in de loop van de tijd Motivatie wordt sterk door de trainer beïnvloed Motivatie is slechts één determinant van leren en presteren : maak een kosten-baten analyse van je zorg voor motivatie

  26. Motivatie en presteren De begrippen Prestatiemotivatie en Competitiviteit

  27. Motivatie en presteren De begrippen Prestatiemotivatie en Competitiviteit De complexe relatie tussen motivatie en presteren : Persoonlijkheid, motivatie en presteren : het motief om succes na te streven het motief om falen te vermijden Situatie, motivatie en presteren : de waarschijnlijkheid van succes de gevolgen van succes of falen Emotionele reacties, motivatie en presteren gevoelens van trots gevoelens van schaamte Attributie, motivatie en presteren stabiliteit interne of externe causaliteit locus of control Doelstellingen, perceptie van eigen kunnen, motivatie en presteren Resultaatgerichtheid Taakgerichtheid

  28. Motivatie en presteren De relatie tussen factoren van prestatiemotivatie en succes

  29. Motivatie en presteren De begrippen Prestatiemotivatie en Competitiviteit De complexe relatie tussen motivatie en presteren Ontwikkeling van prestatiemotivatie Stadium 1. Autonome perceptie van competentie Stadium 2. Sociale vergelijking Stadium 3. Integratie tussen taakgerichtheid en egogerichtheid

  30. Motivatie en presteren De begrippen Prestatiemotivatie en Competitiviteit De complexe relatie tussen motivatie en presteren Ontwikkeling van prestatiemotivatie Richtlijnen voor jeugdtrainers Iedere van de vijf psychologische parameters is beïnvloedbaar Positioneer jezelf als coach in de referentietabel Creëer een taakgericht motivationeel klimaat Doelgerichtheid is eenvoudig te coachen Tracht attributies te herkennen in de boodschap van jongeren Coaches kunnen doelstellingen manipuleren

  31. Arousal Wat is Arousal ? Arousal verwijst naar de intensiteit van de motivatie op een bepaald moment Arousal onderscheidt zich van angst Arousal verwijst naar de energietoestand van lichaam en geest : van slaap tot uiterste spanning Arousal heeft een algemene, complexe fysiologische uiting Arousal kan gemeten worden, op dezelfde manier als angst

  32. Arousal Wat is Arousal ? De relatie tussen Arousal en presteren De drive theorie De sociale facilitatie theorie De omgekeerde U-hypothese De theorie van de Individuele Zones van Optimaal Functioneren (IZOF) Het begrip FLOW

  33. Arousal goed Drive Theorie Prestatie slecht Arousal laag hoog De relatie tussen Arousal en presteren : de drive theorie

  34. Arousal goed Optimale Arousalzone Prestatie slecht Arousal laag hoog De relatie tussen Arousal en presteren : de omgekeerde U-hypothese

  35. Arousal moeilijk veel flow bezorgdheid Subjectieve taakmoeilijkheid verveling weinig flow gemakkelijk Perceptie van eigen kunnen laag hoog Flow, subjectieve taakmoeilijkheid en de perceptie van eigen kunnen stress en angst FLOW stress en angst

  36. Arousal Wat is Arousal ? De relatie tussen Arousal en presteren Waarom beïnvloedt arousal het presteren Arousal verhoogt de spierspanning Arousal veroorzaakt een vernauwing van de aandacht en de concentratie

  37. Arousal Wat is Arousal ? De relatie tussen Arousal en presteren Waarom beïnvloedt arousal het presteren Manipulatie van het arousal-niveau Zelfregulatie Externe manipulatie pep-talk, muziek, video, … Somatische technieken progressieve spierrelaxatie van Jacobson, ademhalingstechnieken, meditatietechnieken, opwarming Cognitieve technieken imagery, self-talk, pep-talk

  38. Sleutelbegrippen • Arousal • Attributie • Competitiviteit • Drive theorie • Flow • Individuele Zones vanOptimaal Functioneren (IZOF) • Locus of control • Motivatie • Omgekeerde U-Hypothese • Prestatiemotivatie • Resultaatgerichtheid • Sociale facilitatie • Taakgerichtheid

  39. Hoofdstuk 3 Spanning en angsten. Doping in de jeugdsport Doelstellingen Angst Stress Meten van angst en vaststellen van symptomen Omgaan met angst en stress bij jonge sporters Doping, medicatie en drugs in de jeugdsport Sleutelbegrippen

  40. Doelstellingen Hoofdstuk 3. Spanning en angsten. Doping in de jeugdsport. • Na het lezen van dit hoofdstuk moet je in staat zijn om : • De verschillende vormen van angst te noemen en te beschrijven alsook hulpmiddelen te geven om verschillende vormen van angst te reduceren . • Stress te definiëren en de verschillende stadia van het stress-proces te duiden. • De voornaamste bronnen van stress in de sport te situeren. • Uit te leggen hoe verschillende soorten angst gemeten kunnen worden en welke de belangrijkste symptomen zijn van angst en stress. • Drie verschillende types atleten te noemen naargelang hun doelstellingen-oriëntatie en voor ieder type aanbevelingen te formuleren om angst en stress te reduceren in competitie. • Het verschil tussen medicatie, drugs en doping te beschrijven. • De drie voornaamste redenen te geven waarom atleten naar doping grijpen.

  41. Angst Wat is Angst ? een negatieve emotionele toestand die wordt gekenmerkt door spanning, bezorgdheid en vrees wordt geassocieerd met activering of arousal van het lichaam wordt onderverdeeld in cognitieve angst en somatische angst, toestandsangst (State anxiety) en dispositieangst (Trait anxiety) er bestaat een directe relatie tussen het niveau van dispositieangst en het niveau van toestandsangst

  42. Angst Cognitieve Toestandsangst Moment op moment veranderingen in zorgen en negatieve gedachten Somatische Toestandsangst Moment op moment veranderingen in waargenomen fysiologische arousal Angst Dispositie (aanleg) Toestand (situatie) Dispositionele angst Een verworven gedragstendens en deel van de persoonlijkheid. Bepaalt hoe een persoon situaties in het algemeen ervaart Toestandsangst Moment op moment verandering in gevoelens van zorg, zenuwachtigheid, en vrees, geassocieerd met arousal

  43. Angst Wat is Angst ? Competitieve angst voor een wedstrijd Drie componenten : cognitieve angst somatische angst zelfvertrouwen Verloop van cognitieve angst : frequentie richting

  44. Angst Wat is Angst ? Competitieve angst voor een wedstrijd De invloed van angst op het presteren niet uitsluitend een negatief effect ! bepaald door de interpretatie van de angstsymptomen het catastrofemodel : de omgekeerde U-hypothese in combinatie met cognitieve angst

  45. Angst goed Prestatie slecht Arousal laag hoog Het catastrofemodel Bij hoge cognitieve angst Bij lage cognitieve angst

  46. Stress Wat is Stress ? een aanzienlijk onevenwicht tussen belasting en draagkracht vooral bij opdrachten waar falen belangrijke gevolgen heeft

  47. Stress Wat is Stress ? Stadiavan stress Stadium 1. De opgelegde taak Stadium 2. Perceptie van de taak Stadium 3. Fysieke en psychologische respons Stadium 4. Gedrag onder stress

  48. Stress - Stadium 4 Gedrag onder stress = positieve ervaring OF =negatieve ervaring Stadium 2 Perceptie van de taak = draagkracht + Stadium 3 Fysieke en psychologische respons = inwendig gedrag De vier stadia in het stress proces Stadium 1 De opgelegde taak (fysiek of psychologisch) = belasting

  49. Stress Wat is Stress ? Stadia van stress Bronnen van stress Situationele bronnen : belang van de situatie graad van onzekerheid Persoonlijke bronnen dispositieangst zelfwaardegevoel sociale fysieke angst

  50. Stress en angstdetectie Symptomen van angst en stress Coaches zijn onnauwkeurige voorspellers van het angstniveau van hun atleten Symptomen van verhoogde angst en stress : koude, klamme handen vaak naar het toilet moeten overvloedig zweten negatieve zelfpraat doffe blik in de ogen verhoogde spierspanning vlinders in de buik misselijk voelen hoofdpijn droge mond voortdurend ziek zijn moeilijk slapen niet kunnen concentreren steeds beter presteren in niet-competitieve situaties

More Related