1 / 50

Variatie in betekenis

Variatie in betekenis. Henri ëtte de Swart Evangelia Vlachou. Voor wie?. Studenten Frans (keuzecollege binnen Franse taalkunde) Studenten CKI (keuzecollege binnen taalkunde) Studenten TCS (keuzecollege binnen taal & cognitie) Interesse in semantiek (alle opleidingen). Wat leer je?.

Download Presentation

Variatie in betekenis

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Variatie in betekenis Henriëtte de Swart Evangelia Vlachou

  2. Voor wie? • Studenten Frans (keuzecollege binnen Franse taalkunde) • Studenten CKI (keuzecollege binnen taalkunde) • Studenten TCS (keuzecollege binnen taal & cognitie) • Interesse in semantiek (alle opleidingen).

  3. Wat leer je? • Niveau 3: ingangseis eindniveau cursus tk op niveau 2. • Tussenstap in aanleren van theorie (niv. 2) naar zelfstandig onderzoek (MA en verder): oefeningen in het uitvoeren van taalkundig onderzoek, met nadruk op semantiek. • Samen weet je meer dan alleen: individuele opdracht, maar ook groepsprojecten.

  4. Waar gaat het over? • Variatie in betekenis • Wat is betekenis? • Wat is variatie? • Waarom is variatie in betekenis belangrijk voor de semantiek? Voor de taalkunde?

  5. Wat is betekenis? • (i) Het rode licht betekent dat je niet mag oversteken • (ii) {a,b,c} betekent ‘de verzameling bestaande uit de elementen a,b,c’. • (iii) Het Franse woord chien betekent ‘hond’. • (iv) Wat is de betekenis van het woord polysynthetisch?

  6. Wat niet? • ‘Diepere betekenis’ of ‘inherente waarde’ • Wat betekent religie voor u? • Implicatie • Als hij zijn baan verliest betekent dat armoede. • ‘Natuurlijke’ betekenis • Die wolken betekenen dat het gaat regenen.

  7. Betekenis van wat? • Natuurlijke taal (geen dieren, computers..) • Betekenis van woorden:lexicale semantiek • Vraag: waar eindigt taalkundige kennis en begint kennis van de wereld? • In deze cursus gaat het vooral om woorden die een rol spelen in de structuur van de zin.

  8. Meer dan woorden… • Betekenis van constituenten, zinnen. • Vraag: hoe wordt de betekenis van complexe gehelen opgebouwd uit die van woorden. • ‘Jan slaat Piet’  ‘Piet slaat Jan’ • Woordvolgorde  Subject-Object relatie  Agens-Patiens relatie.

  9. Compositionaliteit van betekenis • Principe van Compositionaliteit van betekenis: de betekenis van geheel is een functie van de betekenis van de samenstellende delen en van de manier waarop ze zijn samengesteld. • Lexicale en structurele informatie bepalen samen de betekenis van de zin.

  10. Semantiek in de taalkunde • Voornaamste functie van taal: • Communicatie, • Informatieoverdracht.

  11. Semantiek in de taalkunde • Communicatie • Relatie taal—cognitie—wereld. • Redeneren met taal: argumentatietheorie, logica.

  12. Spreker-hoorder relatie Hoorder Spreker Bedoelen  Zeggen Taal  kennis spreken Begrijpen  Verstaan  Horen   Spraakgeluid  

  13. Spreker-hoorder relatie Hoorder Spreker Bedoelen  Zeggen Taal  kennis spreken Begrijpen  Verstaan  Horen   Spraakgeluid  

  14. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld

  15. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld

  16. Taal-cognitie-wereld taal concepten waarheidcondities cognitie wereld

  17. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld Conceptuele semantiek Logische semantiek

  18. Redeneren met taal • Inferentie relaties: • Entailment (logische inferentie): • langharige teckel  teckel • Presuppositie (vooronderstelling): • De koning van Frankrijk is kaal. • Implicatuur (Grice): • Wilt u soep of salade? Allebei graag!

  19. Variatie • Natuurlijke talen verschillen onderling in: lexicon, klanken, syntactische structuur. • Generatieve taalkunde: universele grammatica (aangeboren) en parametrisatie. • Optimaliteitstheorie (OT): universele constraints (aangeboren/aangeleerd) en verschillende ordeningen van constraints.

  20. Pro-drop • In sommige talen is een ‘leeg’ subject toegestaan (b.v. Italiaans), in andere niet (b.v. Nederlands). • Piove [Italiaans] • Het regent [Nederlands] • Pro-drop parameter: aan of uit (taallerend kind leert juiste setting). Gaat uit van ‘onhoorbaar’ onderwerp.

  21. Competitie in OT: ‘zachte regels’ • Onderwerpregel: ‘Elke zin heeft een onderwerp.’ • Betekenisregel: ‘Elk woord in de zin moet bijdragen aan de betekenis.’ • Prince & Smolensky (1997): verschil in kracht van regels bepaalt Ital. vs. Ned. • Ned: Onderwerpregel >> Betekenisregel • Ital: Betekenisregel >> Onderwerpregel.

  22. Variatie in betekenis • Aanname: menselijke cognitie is universeel. • B.v. kennis van eerste orde logica of iets gelijkwaardigs in ons hoofd leidt tot vergelijkbare claims over entailments en andere inferentie relaties. • Voorspelling: semantiek is altijd universeel. • Geen variatie in betekenis?????

  23. Semantische variatie I • Betekenis van nominale constituenten. Bv. Sommige vs. some. • Some flowers grew behind the shed. • #Sommige bloemen groeiden achter de schuur. • ‘Sommige wel, andere niet’

  24. Incorporatie • Incorporatie in Eskimo, Hongaars, etc, niet in Nederlands: directe relatie tussen werkwoord en object. • Arnajarq eqalut-tur-p-u-q. A.abs zalm-eet-Ind-[-tr]-3sg. ‘Arnajaraq eet zalm/is een zalm-eter.’

  25. Semantische variatie II • Tijd en aspect. B.v. Engelse Progressive vs. Nederlandse ovt. • John is eating an apple • #John eats an apple/ John bikes to school. • Jan is een appel aan het eten • Jan eet een appel/ Jan fietst naar school.

  26. Voltooide tijden • Frans gebruikt Passé Composé om verhalen te vertellen; Engels niet; Nederlands soms. • Aujourd’hui, maman est morte (PC). Ou peut-être hier, je ne sais pas (PR). J’ai reçu un télégramme de l’asile (PC) (…). Mother died today (SP). Or maybe yesterday, I don’t know (PR). I had a telegram from the home (SP): (...). Vandaag is moeder gestorven (VTT). Of misschien gisteren, ik weet het niet (OTT). Ik ontving een telegram uit het gesticht (OVT): (...)

  27. Semantische negatie III • Horn (1989): “All human systems of communication contain a representation of negation. No annimal communication system includes negative utterances, and consequently, none possesses a means for assigning truth value, for lying, for irony, or for coping with false, or contradictory statements.”

  28. Horn (1989) • “Despite the simplicity of the one-place connective of propositional logic (p is true if and only if p is not true) and of the laws of inference in which it participates (e.g. the Law of Double Negation: from p infer p, and vice versa), the form and function of negative statements in ordinary language are far from simple and transparent.”

  29. Aristoteles: vierkant van opposities • A tegengesteldes E • / • contradicties • / • I O

  30. Talige realisaties • alle (), niet alle (), ‘some’ (), geen ( ). • Moeten (), mogen/kunnen (), niet moeten (), niet mogen/niet kunnen ( ). • Beginnen (), doorgaan (), stoppen (), niet beginnen/niet hervatten (). • Nog (), al (), niet meer (), nog niet ().

  31. Dubbele negatie: litotes • Hij is niet rijk en niet arm. • Hij is niet gelukkig en niet ongelukkig. • p <=/=> p??? • Interpretatie op een schaal: • Gelukkig • ongelukkig

  32. Negatie en presupposities • De koning van Frankrijk is kaal. • De koning van Frankrijk is niet kaal. • Of er is geen koning van Frankrijk, of er is wel een koning van Frankrijk, en deze is niet kaal.

  33. Negatie en implicaturen • Het is mogelijk  het is niet zeker • Het is niet mogelijk dat het morgen zal regenen, het is zeker! • Kim is gelukkig  Kim is niet meer dan gelukkig. • Kim is niet gelukkig, ze is in extase! • Chris heeft vier kinderen  Chris heeft niet meer dan vier kinderen. • Chris heeft geen vier kinderen, hij heeft er vijf!

  34. Vormen van negatie • Syntactische negatie: niet, not, non, ne..pas. • Preverbaal (non, ne) of postverbaal (niet). • Speciale constructie: Engels do-support. • Morfologische negatie: unhappy, onbetrouwbaar, incapable. • Negatieve kwantoren: nobody, nowhere, niemand, nooit, nessuno (?), personne (?).

  35. Bereik van negatie • Syntactisch bereik: c-commandeer domein • Semantisch bereik: direct bereik of omgekeerd bereik. • Omgekeerd bereik met universele kwantoren: • All that glitters is not gold. () • All is not lost. () • Tout le monde n’est pas fait pour l’art. ()

  36. Bereiksambiguïteiten • All of them didn’t come. ( of ) • He may not come (ambigu) • He [may not] come () = hij mag niet komen. • He may [not come] () = mogelijk komt hij niet.

  37. Negatieve kwantoren • ‘Gesplitst’ bereik in Germaanse talen. • Iedereen is geen genie. (split: ) • Jeder Arzt hat kein Auto. • Ze hoeven geen verpleekundigen te ontslaan. • Hanna sucht kein Buch • De re: er is geen boek dat H. zoekt • De dicto: het object van H’s zoektocht is geen boek. • ‘gesplitst’: het is niet zo dat H. een boek zoekt.

  38. Vragen over negatie • Als negatie zo’n fundamenteel onderdeel van menselijke cognitie is, zou je verwachten dat negatie, uitdrukkingen onder negatie en negatieve kwantoren in alle talen ongeveer gelijk zijn. • Typologische data: dat is niet zo! • Variatie in negatie: vorm en betekenis • Consewenties voor cognitiewetenschap.

  39. Negatief polaire uitdrukkingen • Negatief polaire uitdrukkingen: komen alleen voor in ‘negatieve’ omgeving. • Julia hoeft niet te komen. • *Julia hoeft te komen. • Niemand hoeft huiswerk te maken. • *Iedereen hoeft huiswerk te maken.

  40. Negatieve omgevingen • *Minstens/Hoogstens vijf kinderen hoeven hun huiswerk over te doen. • Iedereen die ook maar iets heeft gezien moet zich melden. • Als je ook maar iets hebt gezien moet je het vertellen. • Wie heeft er ook maar enig vertrouwen in de regering?

  41. Veel rare woordjes • Julia heeft nooit een rooie cent op zak. • Je kon geen hand voor ogen zien. • Ik snap er geen fluit/snars/biet… van. • Dat komt nooit meer terug. • Niemand kon hem uitstaan. • Heb je hem ooit een vinger zien uitsteken om iemand te helpen?

  42. Engelse NPIs • Julia didn’t talk to anyone. • If you saw anything, you should go to the police. • Nobody had a red cent. • I don’t give a damn/fuck/… • I don’t want to do this anymore. • John didn’t get here until Sunday.

  43. Franse NPIs • Je n’ai pas vu quoi que ce soit. • Ik zag niet wat dan ook. • Si tu vois qui que ce soit, dis-moi. • Als je ziet wie dan ook, zeg het me. • Ce n’est pas catholique. • Dat is niet katholiek. • Je ne peux pas le blairer. • Ik kan hem niet uitstaan.

  44. Vragen over NPIs • Zijn NPIs door de talen heen hetzelfde soort ‘rare’ woordjes? Zit er een patroon in? • Wat is de betekenis van NPIs, hebben ze een gemeenschappelijke kern, of verschilt dat ook? • In wat voor conteksten komen NPIs voor? Verschilt dat van taal tot taal of zit daar een patroon in?

  45. Free Choice Items • NPIs zijn soms ook Free Choice Items, b.v. Engels any • Pick any card! • Anyone can do semantics! • Prends n’importe quelle carte! • J’ai dit n’importe quoi • Ik heb zomaar wat gezegd.

  46. Vragen over FCIs • Zijn FCIs door de talen heen hetzelfde soort uitdrukkingen? Zit er een patroon in? • Wat is de betekenis van FCIs. Hebben ze een gemeenschappelijke kern, of verschilt dat per taal/per item? • In wat voor conteksten komen FCIs voor? Verschilt dat van taal tot taal, of zit daar een patroon in?

  47. DN en NC • Combinatie van negaties: DN en NC • Nobody said nothing. (Eng) xy • Niemand zei niets. (Dutch) xy • Nadie miraba a nadie. (Spa) xy • Nessuno ha parlato con nessuno. (Ital) xy • Personne n’a rien dit. (Fr) ambiguous

  48. Vragen over DN en NC • NC veroorzaakt problemen voor het principe van compositionaliteit van betekenis: twee negatieve uitdrukkingen, maar toch één semantische negatie. • Zijn er verschillen tussen NCIs en NPIs, of is concordantie een variant op polariteit? • Hoe beschrijven we de verwantschap tussen talen met DN en met NC?

  49. Variatie in betekenis • Semantische variatie bestaat! • Negatie is ons empirisch domein. • We zullen vorm en functie van negatie in verschillende talen bestuderen en met elkaar in verband brengen. • We zullen daarbij letten op taalkundige aspecten en formele aspecten.

  50. Resultaten/belang • Resultaten van onderzoek naar variatie in betekenis zijn van belang voor taalkunde en cognitiewetenschap. Spanning tussen universele aspecten van cognitie en taalspecifieke kernmerken vereist theoretisch kader die de twee in balans houdt.

More Related