1 / 67

Met Christus …

Met Christus …. Paasliturgie 2013. Zingen:. Psalm 105:1 en 3 Looft, looft, ver heugd , de HEER’ der heren ; Aan bidt Zijn naam, en wilt Hem eren ; Doet Zijne glo rierij ke daân A lom de vol keren ver staan , En spreekt, met aandacht en ontzag ,

stormy
Download Presentation

Met Christus …

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Met Christus… Paasliturgie 2013

  2. Zingen: Psalm105:1 en 3 Looft, looft, verheugd, de HEER’ der heren; Aanbidt Zijn naam, en wilt Hem eren; Doet Zijne glorierijke daân Alom de volkeren verstaan, En spreekt, met aandacht en ontzag, Van Zijne wond’rendag aan dag.

  3. Zingen: Vraagt naar de HEER’ en Zijne sterkte, Naar Hem, Die al uw heil bewerkte; Zoekt dagelijks Zijn aangezicht; Gedenkt aan ‘t geen Hij heeft verricht, Aan Zijn doorluchtewonderdaân; En wilt Zijn straffen gadeslaan.

  4. Stem: Ze turen het na – zojuist hebben ze hun hand op zijn kop gelegd. Daar gaat het, een lam. Buiten de legerplaats wordt het gestuurd, de woestijn in, de dood tegemoet. Heel het volk moet belijden: het gaat daar in onze plaats.

  5. Stem: Vervolg: Tegelijkertijd staat in het heilige de hogepriester gereed. Eerbied en grote ernst zal zijn hart hebben vervuld. In zijn hand draagt hij de schaal met bloed, op zijn borst draagt hij de namen van de twaalf stammen van Israël. Alleen treedt hij naar binnen om verzoening te doen. Maar, gedragen op de borst van de hogepriester, gaat Israël mee, tot vlak voor het verzoendeksel.

  6. Lezen: Hebreeën 9:11 en 12 Maar toen is Christus verschenen, de Hogepriester van de toekomstige heilsgoederen. Hij is door de meerdere en meer volmaakte tabernakel gegaan, die niet met handen is gemaakt, dat is: die niet van deze schepping is. Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed voor eens en altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht.

  7. Stem: Als we in het vervolg van deze liturgie de Bijbel lezen, zien wij Christus de weg tot verzoening gaan. Lam en Hogepriester beide. Hij gaat Zijn weg tot het binnenste heiligdom én op Zijn borst draagt Hij de Zijnen. De Zoon heeft hen uit de hand van de Vader aanvaard en gezegd: Ik zal doen wat nodig is om hen te verlossen en hen daarbij te bewaren.

  8. Stem: Er is een onverbrekelijke band tussen Christus en allen die de Vader Hem heeft gegeven. In deze onverbrekelijke band, veilig aan Zijn hart, zijn zij één met Hem. Eén met Hem op Zijn kruisweg, in Zijn dood, in Zijn opstanding en in Zijn hemelvaart. Mogen we door genade met Christus, door het geloof, verbonden zijn?

  9. Lezen: Romeinen 6:5 en 6a Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding. Dit weten wij toch dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde te niet gedaan zou worden.

  10. Zingen: Psalm106:3 Geef dat mijn oog hetgoed'aanschouw','t Welk Gij,uitonbezweken trouw,Uw uitverkoor'nentoewilt voegen;Opdatik U mijn rotssteen noem',En delend in Uwsvolksgenoegen,Mij metUwerfdeel blij beroem'.

  11. Lezen: Johannes 13:1 En vóór het feest van het Pascha, toenJezuswistdatZijnuurgekomen was datHijuitdezewereldzouovergaannaar de Vader, heeftHij de Zijnen, die in de wereldwaren en die Hijliefgehad had, liefgehad tot het einde.

  12. Gedicht: Daar gaat een Lam en draagt de schuld der wereld met Zich mede. Het boet in eindeloos geduld voor al wat wij misdeden. Daar gaat Het en Het wordt zo moe, stil gaat Het naar de slachtbank toe, ’t vindt nergens meer een weide. Smaad neemt Het op Zich, hoon en spot, wonden en doodsangst zijn Zijn lot en zegt: dit wil Ik lijden. Paul Gerhardt

  13. Lezen: Markus 14:53, 55, 59b-62 En ze leidden Jezus weg naar de hogepriester; en bij hem kwamen al de overpriesters, de oudsten en de schriftgeleerden bijeen. En de overpriesters en heel de Raad zochten een getuigenverklaring tegen Jezus om Hem te kunnen doden, maar vonden die niet. En ook zo was hun getuigenis niet eensluidend. En de hogepriester, die in het midden opstond, vroeg Jezus: Antwoordt U niets? Wat getuigen deze mensen tegen U?

  14. Lezen: Vervolg: Maar Hij zweeg en antwoordde niets. Opnieuw stelde de hogepriester Hem een vraag, en zei tegen Hem: Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? En Jezus zei: Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen met de wolken van de hemel.

  15. Stem: Aangrijpend – Kajafas, de hogepriester, herkent en erkent dé enige Hogepriester niet. Christus staat voor hem, maar hij valt Hem niet te voet. Christus profeteert hier van de dag dat de rollen zijn omgekeerd: Kajafas voor Christus. Wat een ontmoeting zal dat geweest zijn…

  16. Lezen: Markus 15:1 En meteen, ’s morgens vroeg, beraadslaagden de overpriesters met de oudsten en schriftgeleerden en heel de Raad, en nadat zij Jezus gebonden hadden, brachten zij Hem weg en leverden zij Hem over aan Pilatus.

  17. Lezen: Lukas 23:13, 14 en 18 Nadat Pilatus de overpriesters en de leiders en het volk bijeengeroepen had, zei hij tegen hen: U hebt deze Mens naar mij toe gebracht als Iemand Die het volk afvallig maakt. En zie, ik heb Hem in uw aanwezigheid ondervraagd, maar ik heb in deze Mens niets gevonden dat Hem schuldig maakt aan die dingen waarvan u Hem beschuldigt.

  18. Lezen: Vervolg: Maar de hele menigte schreeuwde als één man: Weg met Deze, en laat voor ons Barabbas los.

  19. Stem: Jezus gebonden, Barabbas vrij. Jezus, de Hogepriester, staande voor de aardse rechter. Daar is Hij, onschuldig, ter dood veroordeeld, opdat wij voor het gericht van God zouden worden vrijgesproken.

  20. Gedicht: Ik ben het die moest boeten aan handen en aan voeten gebonden in de hel. Gij hebt voor mij verdragen die banden en die slagen God heeft U in mijn plaats gesteld. Paul Gerhardt

  21. Zingen: Gezang 49:2 en 3 Gij, o Jezus, hebt gedragen lasteringen, spot en hoon, zijt gebonden en geslagen, Gij, des Vaders eigen Zoon, om van schuld en eeuwig lijden mij, verloor’ne, te bevrijden, duizend, duizend maal, o Heer’, zij u daarvoor dank en eer!

  22. Zingen: Heer’, verzoener van mijn zonden, Heiland, Die mij hebt gezocht, Die mijn boeien hebt ontbonden, en voor God mij vrijgekocht, ik, onrein in schuld verloren, ben opnieuw in U geboren: duizend, duizend maal, o Heer’, zij U daarvoor dank en eer!

  23. Stem: Pilatus tuurde Hem na. Zou hij beseft hebben Wie daar ging? Hét Lam, Dat de zonden van de wereld wegdraagt en tegelijk ook de grote Hogepriester? Pilatus zag Hem gaan door de straten van Jeruzalem, dragend Zijn kruis. Zíjn kruis? Zíjn vloek? Door het geloof mogen we weten: Hij droeg daar mijn vloek, mijn kruis.

  24. Stem: Vóór Hem schitteren Romeinse soldatenhelmen, achter Hem schreeuwen triomfantelijke vijanden. Daar gaat de Zoon van God, om te sterven, om in pijn Zijn adem prijs te geven. Om het graf te beroven van zijn overwinning, om de prikkel van de dood, de zonde, voor altijd weg te nemen. Pilatus tuurt Hem na. Daar gaat Hij, het Lam van God, de stad uit, verder en verder, tot op Golgotha’s heuvel. Bespot door hen die Hij kwam zegenen.

  25. Zingen: Joh. de Heer lied 543:1 en 2 ‘k Heb geloofd en daarom zing ik, daarom zing ik van genâ. Van ontferming en verlossing door het bloed van Golgotha. Daarom zing ik U, Die stervend alles, alles hebt volbracht. Lam Gods Dat de zonde wegdraagt, Lam van God voor ons geslacht.

  26. Zingen: ‘k Heb geloofd en daarom hoger, ‘hoger dan Kalvaries top zie ik boven lucht en wolken, Hogepriester, tot U op. Die in ’t ware tabernakel, voor Gods aanschijn ’t allen tijd als haar Hoofd voor Uw gemeente, strijdend bidt en biddend strijdt.

  27. Lezen: Johannes 19:17 en 18 En terwijl Hij Zijn kruis droeg, ging Hij op weg naar de plaats die Schedelplaats genoemd wordt en in het Hebreeuws Golgotha. Daar kruisigden zij Hem en met Hem twee anderen, aan elke kant één, en Jezus in het midden.

  28. Lezen: Hebreeën 13:11 en 12 Want van de dieren waarvan het bloed als verzoening voor de zonde door de hogepriester het heiligdom werd binnengedragen, werden de lichamen buiten de legerplaats verbrand. Daarom heeft ook Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden.

  29. Lezen: Mattheüs 27:45 en 46 En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe. Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?

  30. Gedicht: Daar zijn geen woorden die vertolken, dierbare Heiland, smetloos Lam, toen ik U zag, enkel zonde, Goddelijk toornen op U kwam. Daar zijn geen woorden die vertolken, toen Gij op Golgotha, hing aan ’t vloekhout, enkel wonde, enkel wonder van gena!

  31. Gedicht: Vervolg: Daar zijn geen woorden die vertolken, toen in Uw reine ziel, torsend ’s werelds schuld en zonde, brandend, ’s Vaders toornen viel. Daar zijn geen woorden die vertolken, als een dodelijk zieke ziel, voelt, hoe ’t gif uit hare wonde trekt in Jezus’ Middelaars ziel.

  32. Gedicht: Vervolg: Als ik ’t met woorden wil vertolken, huilt mijn ziel, ontroerd; gena Drager van mijn dood en zonden ‘k kan slechts stamelen van gena. Dichter onbekend

  33. Zingen: Gezang 34:3, 5 en 9 Ons hart bezwijkt, het beeft en doet ons deinzen ontzagg’ lijk kruis, als w’ aan Uw wond’ren peinzen: O Liefde, ‘k zie en voel in Uwe wonden, de vloek der zonden.

  34. Zingen: Mijn Heiland, laat Uw Geest mij telkens leren, hoe ‘k in geloof Uw kruisdood moet vereren, om in mijn hart de liefdevlam t’ ontsteken en aan te kweken.

  35. Zingen: Och, als ik, Heer, om mijne zonde beve, dat dan Uw kruis mij weder ruste geve: dat kruis zij dan mijn vreed’ en vreugde tevens, O God mijns levens!

  36. Lezen: Johannes 19:28-30 Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Er stond dan een kruik vol zure wijn en ze vulden een spons met zure wijn, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. Toen Jezus dan de zure wijn genomen had, zei Hij: Het is volbracht! En Hij boog het hoofd en gaf de geest.

  37. Lezen: 2 Korinthe 5:14b en 15 Wij zijn dan tot dit oordeel gekomen: als Eén voor allen gestorven is, dan zijn zij allen gestorven. En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.

  38. Lezen: Mattheüs 28:1, 2, 5 en 6a Laat na de sabbat, toen het licht begon te worden op de eerste dag van de week, kwamen Maria Magdalena en de andere Maria om naar het graf te kijken. En zie, er vond een grote aardbeving plaats, want een engel van de Heere, die uit de hemel neerdaalde, ging erheen, rolde de steen van de opening weg en ging erop zitten. (…)

  39. Lezen: Vervolg: De engel (…) zei tegen de vrouwen: U hoeft niet bevreesd te zijn, want ik weet dat u Jezus zoekt, Die gekruisigd was. Hij is hier niet, want Hij is opgewekt, zoals Hij gezegd heeft.

  40. Zingen: Joh. de Heer lied 845:1 en 2 Wees gegroet, gij Eersteling der dagen, morgen der verrijzenis. Bij Wiens licht de macht der hel verslagen en de dood vernietigd is. Heere Jezus, Trooster aller smarten, Zon der wereld, schijn in onze harten. Deel ons zelf de voorsmaak mee, van der zaal’gensabbatsvreê.

  41. Zingen: Vervolg: Op Uw woord, o Leven van ons leven, werpen wij het doodskleed af; Door de kracht UwsGeestes uitgedreven, treden w’ uit ons zondengraf: Leer ons daag’lijks, leer ons duizendwerven, in Uw kruisdood meegekruisigd sterven, en herboren, opgestaan, achter U ten hemel gaan.

  42. Lezen: Efeze 2:1-6 Ook u heeft Hij met Hem levend gemaakt, u die dood was door de overtredingen en de zonden, waarin u voorheen gewandeld hebt, overeenkomstig het tijdperk van deze wereld, overeenkomstig de wil van de aanvoerder van de macht in de lucht, van de geest die nu werkzaam is in de kinderen van de ongehoorzaamheid,

  43. Lezen: Vervolg: onder wie ook wij allen voorheen verkeerden, n de begeerten van ons vlees, door de wil van het vlees en de gedachten te doen; en wij waren van nature kinderen des toorns, evenals de anderen.

  44. Lezen: Vervolg: Maar God, Die rijk is in barmhartigheid, heeft ons door Zijn grote liefde, waarmee Hij ons liefgehad heeft, ook toen wij dood waren door de overtredingen, met Christus levend gemaakt – uit genade bent u zalig geworden – en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus.

  45. Stem: Als we deze woorden tot ons door laten dringen, wie voelt zich dan niet overweldigd door de grootheid en de intensiteit van Gods liefde en genade? Met Christus opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet. Onze zaligheid ligt zo vast in Hem. De gelovigen zijn nog op aarde, maar met Christus ook al in de hemel, zó vast ligt het! Allen die hun zaligheid buiten zichzelf leerden zoeken in Christus, komen thuis.

  46. Zingen: Psalm 21:3 en 4 Gij, Die hem gunstighebtgered, Zijthem met vollestromen Van zegenvoorgekomen; OokhebtGijhem op ‘t hoofdgezet, Hem, die op U betrouwt, Eenkroon van ‘t fijnstegoud.

  47. Zingen: Hijheeft, o God, van Ubegeerd Het onvergank’lijkleven; Gijhebt het hem gegeven. Zozijn de dagenhem vermeêrd; Zoleeft de Vorst altoos; Zoleefthijeindeloos.

  48. Stem: De catechismus belijdt over de vergeving van de zonden dat God, om de genoegdoening van Christus’ wil, al mijn zonden, óók mijn zondige aard, waarmee ik mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken. Maar dat Hij mij uit genade de gerechtigheid van Christus wil schenken. Vergeving is dus niet alleen dat onze schuld is betaald, wij worden óók bekleed met de gerechtigheid van Christus.

  49. Stem: De Heere ziet ons voor nu en altijd aan als hadden we nooit zonden gekend noch gedaan. Vanuit God gezien is onze oude mens gekruisigd met Christus en zijn we in Hem een nieuwe schepping. Zo is het, maar tegelijkertijd zijn de gelovigen veel op hun knieën te vinden, worstelend met hun oude mens, met schuld en zonden. Er is verdriet: Heere, in mij is nog maar zo’n klein begin van deze nieuwe gehoorzaamheid.

  50. Gedicht: Verlost te zijn van al mijn zonden van al mijn dwarsheid tegen God, al heb ik veel gena gevonden toch blijft de strijd mijn daag’lijks lot. Verlost te zijn van al mijn zonden, een nieuwe schepping, écht te zijn. Mijn oude ik geheel verslonden, in al mijn doen en denken rein…

More Related