1 / 93

Deel 1 Sociologie, een wetenschap van de samenleving (vervolg)

Deel 1 Sociologie, een wetenschap van de samenleving (vervolg). 3. De ramen aan het huis. Sociologische paradigma’s of perspectieven. Beoogde leercompetenties . Het concept ‘paradigma’ en wetenschappelijke perspectieven kunnen omschrijven met je eigen woorden.

craig
Download Presentation

Deel 1 Sociologie, een wetenschap van de samenleving (vervolg)

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Deel 1Sociologie, een wetenschap van de samenleving(vervolg)

  2. 3. De ramen aan het huis Sociologische paradigma’s of perspectieven

  3. Beoogde leercompetenties • Het concept ‘paradigma’ en wetenschappelijke perspectieven kunnen omschrijven met je eigen woorden. • Inzicht verwerven in de grote stromingen van de moderne sociologie: • Centrale vragen • Basishypothesen • Onderzoeksaanpak • Een voorbeeld kunnen geven • Dit wordt in het vervolg verder toegepast op de diverse thema’s

  4. Essentie • De samenleving is een hoogst complexe werkelijkheid • Er is niet één “best theory” die ‘alles’ begrijpt • Gevolg: diverse stromingen of paradigma’s, die elk een stuk van de sociale realiteit bestuderen. • Alle perspectieven • Hebben een valide benadering • Met “sterkten” en “zwakten”

  5. Wat is een paradigma? (1) • Model voor wetenschappelijke analyse • bestaande uit een specifieke combinatie van: • Uitgangspunten (‘wat’ bestudeerd) • Bepaalde theoretische opvattingen (‘welke’ onderzoeksvragen) • Een algemeen inzicht over hoe sommige fenomenen met elkaar samen hangen en functioneren. • Een verklaring over hoe / waarom twee of meerdere fenomenen met elkaar samenhangen. • Voorschriften van methodologische of onderzoekstechnische aard • ‘Hoe’ vragen worden gesteld. • Volgens ‘welke’ regels de antwoorden worden geïnterpreteerd. • Een onderzoekstraditie

  6. Wat is een paradigma ? (2) • Model voor wetenschappelijke analyse • Een onderzoekstraditie die: • Zich onderscheidt door een zekere ‘cumulativiteit’; • Haar oorsprong vindt in een aantal gelijkaardige vragen; • Gelijkaardige criteria hanteert bij de beoordeling / interpretatie van haar bevindingen.

  7. 3.1 Actoren en structuren, consensus en conflict: typologie van sociologische stromingen Macro en micro Consensus en conflict Vier stromingen / perspectieven

  8. Typologie paradigma’s naar twee dimensies Structuren Sociale werkelijkheid: Alles wat er tussen mensen afspeelt en ze met elkaar verbindt Consensus Conflict Actoren

  9. Macro, meso en micro Drie invalshoeken op de complexe sociale realiteit.

  10. Sociologen hanteren een macro- en een microperspectief om het sociale leven te bestuderen. De macrosociologie bestudeert -bijvoorbeeld om daklozen te situeren - ‘grotere gehelen’ om een verklaring te vinden, bijvoorbeeld de organisatie van de economie of het fenomeen “sociale klassen”. Binnen een microperspectief ligt de focus op hoe “daklozen” met anderen interageren en communiceren. Hier is een sociale structuur zichtbaar: (1) Macro is de “macht” in het Witte Huis”; (2) Micro is er de “sociale isolatie” van een dakloze. MACHT MACHTELOOSHEID Macro en Micro: “Ik ben dakloos”, sociologisch? De sociologische analyse van vraagstukken zoals: sociale ongelijkheid en sociale cohesie in moderne westerse samenlevingen impliceert zowel een microperspectief (gezin, familie, netwerken … ), als een macroperspectief (zoals de welvaartsstaat).

  11. Macro en micro Anthony Giddens (1938- …) • Object analyse en verklaring • Het “maatschappelijke” vanuit het brede perspectief van “de” samenleving (vandaag met “globaliserende” invloeden) • Zoals: sociale klassen, relaties tussen groepen, individualisering, verzorgingsstaat, globalisering, laatkapitalistisch, postindustrieel, postmodern … • Aandacht voor: • Grotere “structuren” • Relaties die voor het overgrote deel abstract, anoniem en ver verwijderd zijn. • Macro “sociale” fenomenen kunnen alleen verklaard worden door andere “sociale” fenomenen op macrovlak. • Bv. Individualisering en echtscheiding, zelfdoding en sociale integratie …

  12. Macro en micro • Object analyse en verklaring • Bekijkt het sociaal leven op het niveau van de dagdagelijkse sociale interacties, wanneer mensen in mekaars nabijheid “ageren” en “reageren” (= interactie) • Aandacht voor: • Onmiddellijke, “dag-aan-dag-ervaringen” • “Face toface-relaties” • Elke verklaring van een fenomeen vanuit de micro invalshoek. • = “de besluitvorming” van • het individu (‘zingeving’) kunnen interpreteren (“verstehen”) binnen zijn/ haar sociale omgeving. • Bv. Een hand reiken, wordt (normaliter) beantwoord met een wederhand!

  13. Niveaus sociale werkelijkheid(Eerste dimensie) Bovenindividuele realiteit / sociale gehelen Postmoderne samenleving, verzorgingsstaat , laatkapitalisme, klassen, globalisering ... (abstract, anoniem, ver) De min of meer gestolde resultaten van maatschappelijk (verwacht) handelen. Geïnstitutionaliseerde patronen / routines / structuren Macro Structuur Vakbonden, buurt, ziekenhuizen, ondernemingen, rechtbanken, OCMW’s, universiteiten, etnische gemeenschappen … maatschappelijk middenveld. Meso Sociaal handelen actoren / interacties in het dagelijkse leven Gezin, samenlevingscontract, kaartclub, huwelijk, hulpverleningsrelatie ... (sociale relaties, ‘face to face’, onmiddellijke sociale omgeving) Micro Actor Er is een nood aan macrosociologie en microsociologie

  14. Conflict of consensus? Enerzijds is er sprake van een arbeidsconflict tussen betogende brandweerlui en de overheid (de staat) (vroeger pensioen, beter arbeidsomstandigheden …), anderzijds van een toegelaten uiting van dit conflict (geïnstitutionaliseerd), waarbij de staat de discussie of het conflict onder controle houdt via het spuitkanon en de politie. De “staat” = “law and order” Eisende brandweerlieden De Standaard, 01-03-07

  15. Samenhang: Conflict of consensus als determinerend kenmerk? Het sociale gebeuren in essentie: • Samenleving als sociaal feit beoogt: een toestand van evenwicht, stabiliteit en continuïteit en daarbij vormen tegenstelling of strijd loutere ‘accidents de parcours’. • Consensus is een dominant maatschappelijk kenmerk als stelling. • Samenleving als sociaal feit is: getypeerd door een voortdurend conflict. Het is een arena, waar groepen en individuen voortdurend strijd leveren om de beschikbare (schaarse) middelen. • In een samenleving zijn belangen niets anders dan tegenstrijdig.

  16. Samenhang: conflict / consensus(tweede dimensie) Evenwichtstoestand (stabiliteit, continuïteit) … , conflicten slechts ‘tijdelijk’ (‘Law and Order’) Consensus Strijd in arena om schaarse beschikbare middelen, voortdurende belangentegenstellingen … soms manifest = zichtbaar (burgeroorlog) ofwel latent = onderhuids (bv. klassenstrijd) Conflict

  17. Wij combineren naar een typologie via twee dimensies

  18. Het “maatschappelijke” vanuit het brede perspectief van “de” samenleving Typologie paradigma’s naar twee dimensies Structuren (macro) Consensus Conflict Evenwichtstoestand (stabiliteit, continuïteit) … , conflicten slechts ‘tijdelijk’ Strijd in arena om schaarse beschikbare middelen, voortdurende belangentegenstellingen Actoren (micro) Onmiddellijke, “dag-aan-dag-ervaringen” en deze “verstehen”

  19. http://www.onlineclassroom.tv/sociology/catalogue/understanding_sociology/making_sense_of_sociological_theoryhttp://www.onlineclassroom.tv/sociology/catalogue/understanding_sociology/making_sense_of_sociological_theory Clip 3

  20. Het “maatschappelijke” vanuit het brede perspectief van “de” samenleving Typologie paradigma’s naar twee dimensies: vier perspectieven Structuren (macro) Structureel-functionalisme Conflictsociologie Consensus Conflict Evenwichtstoestand (stabiliteit, continuïteit) … , conflicten slechts ‘tijdelijk’ Interactionisme Strijd in arena om schaarse beschikbare middelen, voortdurende belangentegenstellingen Sociale ruil Actoren (micro) Onmiddellijke, “dag-aan-dag-ervaringen” en deze “verstehen”

  21. Society Individual Action Structure Structural functionalism Symbolic Interactionism Marxism

  22. Why is there so much theory in sociology? Why are there different theories? Can sociological theory be made a little clearer? • http://www.onlineclassroom.tv/sociology/catalogue/understanding_sociology/making_sense_of_sociological_theory • Clip 3 (V) • http://www.onlineclassroom.tv/sociology/catalogue/understanding_sociology/making_sense_of_sociological_theory (V)

  23. 3.2 Het symbolisch interactionisme en de etnomethodologie De interpretatieve sociologie

  24. Het symbolisch interactionisme en de etnomethodologiebinnen onze typologie van paradigma’s Structuren (macro) Structureel-functionalisme Conflictsociologie Consensus Conflict Symbolisch interactionisme en etnomethodologie Sociale ruil Evenwichtstoestand (stabiliteit, continuïteit) … , conflicten slechts ‘tijdelijk’ Actoren (micro) Onmiddellijke, “dag-aan-dag-ervaringen” en deze “verstehen”

  25. Symbolisch interactionisme en de etnomethodologie (interpretatieve sociologie) • Sociologische vraagstelling • Wat is de betekenis, zin, motivering van een bepaalde sociale handeling (handelingen die op andere leden betrokken zijn)? • Studie betekenissen, zin of motieven als fenomenen van een bepaalde cultuur, sociale ruimte of historische periode.

  26. Symbolisch interactionisme en de etnomethodologie(interpretatieve sociologie) • Wel: • Welke zijn de sociaal-culturele voorwaarden waaronder een bepaalde betekenis of zingeving tot stand komt? • Het begrijpen van de betekenissen of de zin die actoren geven aan hun eigen gedrag en dat van anderen. • Idealistisch: • Empirie wordt cognitief geconstrueerd. • Sociale orde komt tot stand door de betekenissen die actoren zelf geven aan hun eigen gedragingen. • Sociale ervaringen worden bepaald door collectieve voorstellingen, ideeën, overtuigingen, motieven, zingevingen en verbeeldingen die zij met elkaar delen. • Niet: • Het verbinden van betekenissen, motiveringen, … met elkaar naar algemene wetmatigheden, functies, klassen … Een actor verricht altijd zijn sociale handeling vanuit een bepaalde (geloofs)overtuiging, vanuit een bepaald motief of zingeving.Hoe organiseren mensen zelf hun identiteiten als belevingswereld?

  27. 3.2.1 De grondleggers: - Weber (sociaal handelen)- Mead (sociale interactie)

  28. Max Weber (1864-1920) De uitwendig waarneembare eigenschappen van handelen en de regelmatigheden die met deze eigenschappen gepaard gaan. Sociale orde bestaat uit het delen van betekenissen en zingeving. Zoeken naar een verklaring voor sociale structuren in hun wording en werking? ‘sociales Handeln’ Al het gedrag waaraan de ‘actor’, een eigen betekenis, zin of doelstelling toekent. Het sociale handelen waaruit ze ontstaan, tot de betekenis die de handelende individuen zélf geven aan hun handelen. Studie van de ideeën, opvattingen, motieven en doelstellingen van de actoren, om te begrijpen die de tot handelen aanzetten ('Sinn'). Weber maakte grootschalige historische en comparatieve studies, met combinatie van een methodologie die vanuit het individuele sociale handelen vertrekt. Bijvoorbeeld het ontstaan van het kapitalisme als economisch stelsel.

  29. Een voorbeeld Is er een verband tussen het rationele zaken doen van het kapitalisme en een bepaalde zingeving die menselijk handelen stuurt?

  30. Max Weber (1864-1920) Sociale orde “kapitalisme” gestoeld op een bepaalde zingeving. Industrialisatie / kapitalisme Kapitalisme en arbeidsethos? Calvinisme en Predestinatieleer Christelijk leerstuk dat stelt dat het ‘lot’ van mensen door God is voorbeschikt, hetzij dat zij zijn uitverkoren tot eeuwig heil, hetzij veroordeeld tot eeuwige verdoemenis. ‘Innerweltliche Askese’ • Activisme (glorievermeerdering God) • Sparen

  31. Stelling Weber • Er is een verband tussen het rationele zaken doen van het kapitalisme en de zogenaamde (zingevende) predestinatieleer van het calvinisme. • Iedere protestant is geroepen om hard te werken, om arbeid te verrichten en daarmee kapitaal te verwerven vanuit de gedachte dat arbeid een religieus, ascetisch karakter heeft. Het geld mag niet aangewend voor ‘plezier’, maar moet besteed om God te dienen (investeren).

  32. “Significant other” Weinig samenhangend geheel van voorstellingen en verwachtingen “The generalized other” Groepszelf: zich als lid van een groep gedragen “Mind, Self and Society” (Mead) Mogelijkheid om de perspectieven en verwachtingen van de anderen te gebruiken bij het bepalen van het eigen handelen. Reactie andere “Taking the role of the other” Persoonlijk gedrag Persoonlijke interpretatie Van de andere zijn reactie Persoonlijk Zelfconcept ‘zelf’ ‘ik’ en ‘mij’ Een min of meer samenhangend geheel van voorstellingen; het groepszelf, opvattingen (waarden, normen, doelstellingen en verwachtingen) van de hele samenleving als referentiepunt kunnen worden voor het individuele handelen(op basis: ‘inner talk’, ‘I’ en ‘Me’. Andere invloeden

  33. “Significant other” “The generalizedgeneralist other” De constructie van het menselijk samenleven (Society). “Mind, Self and Society” (Mead) Reactie andere “Taking the role of the other” Persoonlijk gedrag Persoonlijke interpretatie Van de andere zijn reactie Persoonlijk Zelfconcept ‘zelf’ “Inner talk” Andere invloeden “IK” Deel dat direct op de buitenwereld antwoordt, dat zijn houding tegenover de anderen in vrijheid en op eigen initiatief bepaalt. (spontaan en zelfstandig, flexibel) • “MIJ” • De persoon zoverre bewust van zichzelf als ‘object’, als neerslag van de sociale houdingen die werden aangeleerd en overgenomen. De maatschappij ‘in’ mij, conformerend. • nationaliteit, het beroep, de ethnische herkomst, klasse …

  34. 3.2.2 Het symbolisch interactionisme • Focus • De sociale werkelijkheid steunt op voortdurende interactieprocessen (micro). • Interactie en communicatie • Belang “interpretatie” van het feitelijk handelen. • Betekenissen zijn ‘sociale’ producten. • Zichtbaar “sociaal” handelen • Staat symbool voor achterliggende betekenissen (zingeving) • Sociale werkelijkheid of orde (samenleving) • Continu ge(re)construeerd door de interacterende actoren zelf, die kunnen terugvallen op voorgaande ervaringen. • Experiment Guthrie • “Labeling theory”

  35. Herbert Blumer (1969) • Drie premissen • Mensen handelen ten aanzien van “objecten / subjecten” op basis van de betekenis die zij daaraan toedichten. • De betekenis is afgeleid of ontstaat binnen sociale interacties die mensen binnen een samenlevingsverband met elkaar hebben. • Die betekenissen sturen het gedrag ten aanzien van bepaalde sociale situaties, actoren …

  36. Hoe reageert deze dame ? http://www.onlineclassroom.tv/sociology/catalogue/understanding_sociology/making_sense_of_sociological_theory (Clip 4)

  37. Een voorbeeld: Thomas-theorema (William Isaac Thomas, 1863-1947) “If people define situations as real, they act real in their consequences.” • ‘Hoe’ de leden • hun eigen ervaringen waarnemen en benoemen • hun eigen leven ervaren • … is afhankelijk van • instituties (onderwijs, literatuur, media, publieke opinie) die ‘hun’ ideëen, opvattingen en definities van de werkelijkheid (mede) vorm geven. • “Vanzelfsprekende” definities van sociale feiten bepalen het gedrag van mensen als “vanzelfsprekend”.

  38. 3.2.3 De etnomethodologie(Harold Garfinkel (1917- …) • ‘Etno’ • Voorraad van alledaagse kennis waarover een lid van een samenleving beschikt. • ‘Methodologie’ • Methoden of strategieën om hun bedoelingen en betekenissen kenbaar te maken en dit vooral in gesprekken en omgang met elkaar. http://evans-experientialism.freewebspace.com/garfinkel.htm

  39. De etnomethodologie: stelling • Focus • Sociale werkelijkheid is een voortdurend proces van interactie, doorheen hetwelk de deelnemers met elkaar ‘betekenisvol’ communiceren. • Er is een morele orde die de basis vormt • voor de sociale organisatie van interacties • die van dag tot dag aanvaard wordt door de deelnemers en bepalend is voor ‘hun’ sociale werkelijkheid. = de basis voor het interpreteren van die werkelijkheid. • Alledaagse handelingen krijgen zin voor mensen, doordatze bij hun interpreteren refereren aan deze morele orde.

  40. 3.2.4 Kritische bedenkingen • Overschatten het belang van ‘zingeving’ op het feitelijke gedrag. • Handelen mensen wel altijd zo bewust als ze willen doen geloven? • Is hun handelen dikwijls, wellicht zelfs meestal, geen routinematig handelen? • Ruimere maatschappelijke context niet in analyse betrokken. • Zelfs interpretatie van elkaars gedrag zelf afhankelijk van culturele, institutionele en andere omstandigheden. • Methodologisch ‘zwak’. • Hoe achterhalen symbolisch interactionisten ‘de’ betekenis van het menselijke handelen voor de andere? • Noodzaakt ‘kwalitatieve onderzoeksmethoden’. • Participerende observatie, dieptebevragingen, levensgeschiedenissen, autobiografisch materiaal …

  41. Synthese: Symbolisch interactionisme

  42. 3.3 De sociale ruil

  43. De sociale ruil • Uitgangspunt • Sociale verschijnselen worden verklaard door de ‘interactie’ tussen de mensen (zoals het interactionisme). • Sociale werkelijkheid is een geheel van ruilprocessen. • Interactie als een uitwisseling van “sociale goederen” • Macht, status, aanvaarding … • Stelling • Mensen zijn door ‘eigenbelang’ gedreven • Sociale ruilverhoudingen enkel aangegaan en voortgezet • Wanneer de deelnemende partijen vinden dat ze er voordeel bij hebben.

  44. De sociale ruilbinnen onze typologie van paradigma’s Structuren (macro) Structureel-functionalisme Conflictsociologie Consensus Conflict Sociale ruil Interactionisme Strijd in arena om schaarse beschikbare middelen, voortdurende belangentegenstellingen “Sociale werkelijkheid als een geheel van ruilprocessen” Actoren (micro) Onmiddellijke, “dag-aan-dag-ervaringen” en deze “verstehen”

  45. 3.3.4 Economische ruil als een vorm van sociale ruil

  46. Synthese: sociale ruil

  47. 3.4 Het structureel functionalisme

  48. Het “maatschappelijke” vanuit het brede perspectief van “de” samenleving Structuren (macro) Structureel-functionalisme Conflictsociologie Consensus Conflict Sociale ruil Evenwichtstoestand (stabiliteit, continuïteit) … , conflicten slechts ‘tijdelijk’ Interactionisme Actoren (micro) Het structureel-functionalismebinnen onze typologie van paradigma’s • Instituties • Klassen • Ethnische groepen • Globalisering • … • Sociale werkelijkheid als relatief stabiele patronen van sociaal gedrag. Sociale functies: gevolgen voor het functioneren van de samenleving. Kijkt naar het ‘geheel’: interconnecties en gevolgen.

  49. 3.4.1 Emile Durkheim (1858-1917):de voorvader Uitgangspunten (1) • Verklaring sociale leven verklaart via de sociale verschijnselen zelf (en niet daarbuiten). • ‘Fait social’ (voorgegeven, gedwongen, objectief …)

  50. 3.4.1 Emile Durkheim (1858-1917):de voorvader Uitgangspunten (2) • De samenleving (als ‘morele orde’) • Een ‘entiteit’ (‘sui generis’), die niet tot de individuele leden kan worden teruggevoerd. • Cruciale variabele: “Conscience collective” • Geheel van overtuigingen, waarden en normen, doelstellingen en verwachtingen dat aanduidt hoe we ons ten opzichte van elkaar horen te gedragen en wat we, op grond daarvan, van elkaar mogen verwachten. Deze morele orde is regulerend voor ons sociale leven van mensen. • Regulerend’ voor het sociale (samen) leven van mensen, anders volgt sanctionering. • Naarmate personen sterker zijn geïntegreerd in om het even welke intermediaire groepering van een samenleving, is de kans groter dat zij de normen van deze groepering naleven.

More Related