1 / 39

Sociale Stratificatie

Sociale Stratificatie. Belang van sociale stratificatie: sociale klasse en kindersterfte. Bron: Cooper (2001). Belang van sociale stratificatie: mate van sociale ongelijkheid in U.S staten en mortaliteit van volwassen mannen.

Patman
Download Presentation

Sociale Stratificatie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Sociale Stratificatie

  2. Belang van sociale stratificatie: sociale klasse en kindersterfte Bron: Cooper (2001)

  3. Belang van sociale stratificatie: mate van sociale ongelijkheid in U.S staten en mortaliteit van volwassen mannen Fig. 1.   Mortality in working age men by proportion of income belonging to the less well off half of households, US states (1990) and Canadian provinces (1991). Mortality standardised to Canadian population in 1991. State abbreviations: LA-Louisiana; MS-Mississippi; AL-Alabama; SC-South Carolina; FL-Florida; TX-Texas; CA-California; AR-Arkansas; NH-New Hampshire; MN-Minnesota. Province abbreviations: QC-Quebec; NS-Nova Scotia; NB-New Brunswick; ND-Newfoundland; PE-Prince Edward Island; ON-Ontario; AB-Alberta; BC-British Columbia; MB-Manitoba; SK-Saskatchewan

  4. Belang van sociale stratificatie: de nadelige gevolgen van sociale achterstelling overschaduwen de genetische basis van intelligentie

  5. Sociale stratificatie: omschrijving • Omschrijving:“De ongelijke verdeling van schaarse en gewaardeerde middelen over de verschillende subgroepen van een samenleving”. • Voorwaarden • Sociale differentiatie • De aanwezigheid van een economisch surplus • Perspectieven. • De conflictbenadering: o.a. Marx, Dahrendorf • De functionalistische benadering: Davis & Moore

  6. Sociale organisatie van de economische productie Bezittende klasse Uitbuiting en dominantie Bezitsloze klasse Sociale organisatie van kapitalistische economie Kapitaal, investeerders Uitbuiting en dominantie Arbeiders, werknemers Het klassenconflictmodel van Marx. • Sociale ongelijkheid is het gevolg van de strijd om schaarse middelen tussen de verschillende belangengroepen van een samenleving, gericht op de verwerving van macht. • het productiestelsel is de spil waarrond de andere institutionele sferen georganiseerd zijn • Arbeid en kapitaal vormen de voornaamste sociale posities • Hun verhouding is gekenmerkt door een objectieve belangentegenstelling en door uitbuiting en dominantie

  7. De verhouding tussen arbeid en kapitaal is gekenmerkt door een objectieve belangentegenstelling en door uitbuiting • Uitbuiting? De klasse van de investeerders eigent zich de meerwaarde van de productie toe Meerwaarde van een goed = ruilwaarde – productiekost Ruilwaarde of marktwaarde: vraag x aanbod Productiekost: arbeidstijd x huurprijs van arbeid • Uitbuiting is een sociale relatie die volgt uit • de instelling van de loonarbeid, en • de competitie onder kapitalisten voor de controle over kapitaal

  8. De functionalistische benadering van Davis & Moore. • Sociale stratificatie (SS) is gebaseerd op consensus en gemeenschappelijke waarden en doelstellingen. • Davis & Moore (1945): sociale stratificatie is universeel, dus functioneel: draagt bij tot de normale en adequate werking van de samenleving • Hoe kan de samenleving ervoor zorgen dat de meest adequate mensen de belangrijkste posities innemen? de ongelijke spreiding van status, macht, materiële goederen, e.d. is een reflectie van de spreiding van de belangrijkheidsgraad van de functies (allocatie en motivatie) • Hoe zorgt de samenleving ervoor dat deze personen in hun functie optimaal functioneren? Status, macht, materiële goederen fungeren als vergoedingen voor geleverde inzet (beloningsmechanisme) Schaarste van bekwaam personeel (training en talent) Functioneel belang van maatschappelijke posities Ongelijke spreiding van status, macht en geld

  9. Kritieken op de functionalistische theorie van sociale stratificatie. • Sociale stratificatie is niet universeel: • enkel in complexe samenlevingen • enkel in samenlevingen waar sociale ongelijkheid gebaseerd is op verworven statusposities en niet op toegeschreven statusposities, • Hoe kan bepaald worden wat een belangrijke positie is zonder te vervallen in een tautologie? • Voorbeeld van een alternatieve operationalisatie van het belang van een positie = haar interruptiecapaciteit • Geld en aanzien fungeren niet voor alle bekwame personen als motivatiemechanismen, • Anderzijds is het zo dat geld en prestige belangrijke motivatiemechanismen zijn en vele functies niet adequaat zouden vervuld worden, moest rollenallocatie enkel door persoonlijke interesse en vrijwillige inzet bepaald worden

  10. Bron: Kennedy, B.P. and I. Kawachi, D. Prothrow-Stith, K. Lochner and B. Gibbs, 1998, "Social capital, income inequality, and firearm violent crime", Social Science and Medicine, 47(1): 7-17. Fig. 2. Path coefficients for the effects of income inequality and social capital on age-adjusted firearm homicide rates (39 states). Note: zero-order correlations are in parentheses, path coefficients are bold. Inequality is measured by the Robin Hood Index and social capital is measured by the percentage of respondents who agree that "most people would try to take advantage of you if they got a chance" Kritieken op de functionalistische theorie van sociale stratificatie. • De veronderstelling dat bekwame personen schaars zijn, klopt vaak niet, waardoor de distributie van prestige en geld niet samenvalt met de distributie van bekwaamheid en schaarste. Andere factoren spelen een rol, zoals processen van sociale uitsluiting of “social closure”; • De theorie verrechtvaardigt het bestaande stelsel van sociale ongelijkheid. De vraag is niet of sociale ongelijkheid functioneel is, maar hoeveel sociale ongelijkheid functioneel is voor de samenleving! • Voorbeeld: sociale ongelijkheid en moord : Bron: Kennedy, B.P. and I. Kawachi, D. Prothrow-Stith, K. Lochner and B. Gibbs, 1998, "Social capital, income inequality, and firearm violent crime", Social Science and Medicine, 47(1): 7-17. • Voorbeeld: sociale ongelijkheid en groei van de economie: Philippe Aghion; Eve Caroli; Cecilia Garcia-Penalosa, Inequality and Economic Growth: The Perspective of the New Growth Theories, Journal of Economic Literature, Vol. 37, No. 4. (Dec., 1999), pp. 1615-1660.

  11. Bron: http://www.census.gov/hhes/income/histinc/histinctb.html

  12. CEO Pay Grew While Profits, Stocks Declined Bron: The New York Times http://www.aflcio.org/corporateamerica/paywatch/

  13. Samenvattend: • in samenlevingen met een complexearbeidsdeling fungeren bepalen dimensies van sociale stratificatie als één van de mechanismen van rollenallocatie en van motivatie.

  14. Vormen van sociale stratificatie Gesloten samenleving Open samenleving Kastenstelsel Standenstelsel Klassensysteem Sociale klasse: Marx: BEZIT Dahrendorf: GEZAG Weber: KLASSE, STATUS, MACHT

  15. Sociale klasse: Marx’ visie • Sociale klassen: “collectiviteiten van wie de leden op éénzelfde wijze in relatie staan tot de productiemiddelen of een gelijkaardige rol vervullen in het economisch productiestelsel” • Twee criteria: • Objectief criterium: positie met daarmee verbonden belangen • Subjectief criterium: klassenbewustzijn • Klasse-an-sich • Klasse-für-sich

  16. Visie van Dahrendorf • Kritiek op Marx: • Ook sociale klassen in communistische staten • Geen homogenisatie, maar differentiatie van sociale klassen • Scheiding tussen eigendom en beheer van productiemiddelen • Institutionalisering van het klassenconflictDUS: nood aan een meer abstracte omschrijving van sociale klasse

  17. Dahrendorf: sociale klasse • Belangengroep wier hiërarchische positie wordt bepaald door de mate waarin de leden over gezag kunnen beschikkenEen sociale klasse is “een collectiviteit van personen die binnen een bepaalde activiteitensfeer van de samenleving een aantal manifeste en latente belangen gemeen hebben, belangen die voortkomen uit de positie die wordt ingenomen binnen een gezagsstructuur”. • Bezit is een vorm van gezagsuitoefening Aandeelhouder Traditionele kapitalistische ondernemer Bestuurder gedelegeerd eigendomsrecht (“verantwoordelijk zijn voor”), gezag gebaseerd op een consensus onder zij die van de gezagshiërarchie deel uitmaken gezagsuitoefening is onderdeel van zijn eigendomsrechten (gezag gebaseerd op eigendom/bezit)

  18. Twee criteria:Objectief criterium: gezag • wie gezag uitoefent • Wie gezag ondergaat Subjectief criterium: • Quasi-groepen • Reële belangengroepen

  19. Hedendaagse marxistische theorie van sociale klasse van E.O. Wright: Een theorie over contradictorische klassenrelaties • Uitgangspunten. • Binnen de sfeer van de economische productie zijn er drie onderling gerelateerde dimensies van dominantie en onderwerping • Monetair kapitaal: stroom van investeringen en de richting van het proces van accumulatie = KAPITAAL • Fysiek kapitaal: actuele productiemiddelen = PRODUCTIEMIDDELEN • Arbeidskapitaal: de activiteiten van de rechtstreekse producenten (arbeiders) = ARBEID • Dit zijn relaties van dominantie en onderwerping omwille van het onderscheid tussen zij die controleren en zij de van de controle zijn uitgesloten.

  20. Deze relaties van dominantie/onderwerping staan met elkaar in een hiërarchisch verband Sociale relaties van controle over kapitaal Bepalen de grenzen van Sociale relaties van controle over productiemiddelen Bepalen de grenzen van Sociale relaties van controle over arbeid

  21. Sociale klassenstructuur van een kapitalistische samenleving Kapitalistische productie Niet-kapitalistische productie Bourgeoisie of kapitalisten (K+, P+, A+) Kleine ondernemers (K+, P+, A±) Managers en opzichters (K-, P+, A+) Petty bourgeoisie (K+, P+, A-) Semi-autonome werknemers of vrije beroepen (K-, P+, A-) Proletariaat of arbeiders (K-, P-, A-) Sociale klassen Contradictorische locaties in het sociale klassensysteem

  22. Multidimensionele benadering van WEBER Economische orde: KLASSEN Verzameling van mensen in eenzelfde economische situatie: vraag en aanbod “Een klasse bestaat uit personen met gelijke levenskansen, levenskansen die veroorzaakt worden door verschillen in de controle over goederen (eigendom), vaardigheden en kennis” Geen echte sociale groep Sociale orde: STATUSGROEPEN “Positieve en negatieve beoordeling van het prestige/levenstijl van een persoon of een groep” Statusgroepen zijn echte gemeenschappen gekenmerkt door een gezamenlijke levensstijl. Legale/politieke orde: BELANGENGROEPEN Enkel in samenlevingen met een staatsstructuur Belangengroepen zijn echte groepen, want sociaal georganiseerd, gepland en gericht op een gezamenlijk doel

  23. Economische orde: KLASSEN Sociale orde: STATUSGROEPEN MACHT Legale/politieke orde: BELANGENGROEPEN “Het vermogen om de eigen doelstellingen te realiseren eventueel tegen de weerstand van anderen in”

  24. Het belang van de verschillende hiërarchieën verschilt van samenleving tot samenleving: • Structureel: • Statusgroepen en sociale klassen komen voor in alle complexe samenlevingen • Belangengroepen: enkel in staten • Conjunctureel: • Klassen en de economisch orde: centraal in tijden van versnelde economische groei of versneld economisch verval (samenlevingen in transformatie) • Statusgroepen en de sociale orde: centraal in stabiele samenlevingen (statusgroepen en sociale klassen overlappen)

  25. LENSKI: statusinconsistentie • Wat? Het innemen van ongelijke posities op verschillende statusladders • Hoe meten? • Positioneel inconsistentiemodel • Sociaal-psychologisch inconsistentiemodel • Gevolgen: rolspanning

  26. Statusinconsistentie: hedendaags voorbeeld • Statusinconsistentie: discrepantie tussen inkomen en prestige/diploma • Statusinconsistentie is hoog in overheidsbedrijven, bij professionelen en lagere bedienden • Statusinconsistentie neemt af • Stemmen voor linkse partijen is functie van graad van statusinconsistentie

  27. Geslachtsstratificatie • Wat? De ongelijke spreiding van schaarse en gewaardeerde middelen tussen vrouwen en mannen • Twee invloedrijke theorieën: • Conflicttheorie van Randall Collins (1975) • Economische theorie van Rae Lester Blumberg (1984)

  28. Geslachtsstratificatie I: Conflicttheorie van CollinsA. Uitgangsveronderstelling: Sterk ontwikkelde seksuele behoeften Agressief handelen in situaties van dwang (psychobiologische basis van machtsstructuren Mannen: groter en fysiek sterker; vrouwen: fysiek kwetsbaarder Mannen hebben een machtsvoordeel en domineren (ceteris paribus) Mannen zijn seksueel agressief/ vrouwen zijn seksueel defensief (ceteris paribus) Kern van de seksuele stratificatie Vrouwen fungeren als seksueel bezit en als ruilmiddel; de seksuele ruilrelaties worden georganiseerd in verwantschapssystemen, of door mannen gedomineerde stabiele vormen van seksueel bezit Seksueel bezit: Permanente aanspraak op of de exclusieve seksuele rechten over een ander persoon

  29. B. Maatschappelijke transformaties van het systeem van seksuele stratificatie. • Vier relevante types van samenlevingen: • Tribale samenlevingen • Pré-industriële agrarische samenlevingen • Vroeg-industriële samenlevingen • Gevorderde markteconomieën • Deze samenlevingen verschillen van elkaar op drie dimensies: • Criterium I: Controle over politieke en economische middelen in dezelfde organisatie-eenheid? • Onderscheid tussen A/B en C/D • Criterium II: Aanwezigheid van economisch surplus? • Onderscheid tussen A en B • Criterium III: Vrouwen toegang tot economische middelen (arbeidsparticipatie vrouwen)? • Onderscheid tussen C en D

  30. A. TRIBALE SAMENLEVINGEN. • Weinig of geen economisch surplus • Gevolg: partnerkeuze vooral gebaseerd op wederzijdse aantrekkelijkheid en op basis van mannelijke fysieke kracht. • Deze samenlevingen worden gekenmerkt door een licht mannelijke overwicht. Bron: Scientific American, jan. 2004

  31. B. PREÏNDUSTRIËLE AGRARISCHE SAMENLEVINGEN • In deze samenlevingen is de uitbuiting van vrouwen het meest extreem. • Waarom? • Basiseenheid van organisatie is de patriarchale familie: landbouweconomie is familiaal georganiseerd; • Huwelijk reguleert de ruilverhoudingen tussen families; de waarde van vrouwen wordt volledig door hun ruilwaarde bepaald; • Vrouwen kunnen slechts macht verwerven als partners van mannen op dominante sociale posities. Afraid of the Taliban's long reach, these Afghan schoolgirls cover their faces to avoid recognition, even in a refugee camp in Pakistan (Bron: jan Goodwin, http://www.echonyc.com/~onissues/su98goodwin.html). De Standaard 22 jan ‘04

  32. C. VROEG-INDUSTRIËLE SAMENLEVING. • De opkomst van de (moderne) staat + industrialisatie: gevolgen: • Ontstaan van belangengroepen die niet op familiale basis georganiseerd zijn (staatsbureaucratie, bedrijf). • Scheiding tussen woon- en werkplaats en de opkomst van het private huishoudens. Enkel mannen hebben toegang tot het productiestelsel en kunnen economisch middelen verwerven. • Het belang van de fysieke kracht van mannen als machtsmiddel tegen vrouwen neemt af. De macht van mannen over vrouwen is functie van hun controle over economische middelen en hun controle over het staatsapparaat. • Vrouwen en mannen moeten met elkaar onderhandelen op een partnermarkt gekoppeld aan een ongelijke toegang tot economische middelen: het ontstaan van seksuele repressie bij vrouwen: “het romantische liefdescomplex” Zie:

  33.  D. GEVORDERDE MARKTECONOMIE. • Vrouwen kunnen zelfstandig economische middelen verwerven: onderhandelingen tussen mannen en vrouwen worden bepaald door de economische middelen waarover ze beschikken en door fysieke aantrekkelijkheid • De sociale ongelijkheid tussen vrouwen en mannen neemt af.

  34. Geslachtsstratificatie II: de economische theorie van Blumberg. • Centraliteit van economische macht. • Wat is economische macht? • Economische macht vloeit voort uit de controle over productiemiddelen en over productiesurplus; • Niet de absolute, maar de relatieve economische macht van vrouwen is belangrijk • Economische macht kan omgezet worden in invloed in andere sferen van het leven: vooral domein van reproductie en seksualiteit zijn belangrijk

  35. Economische macht volstaat evenwel niet: • Vrouwen hebben een even groot of doorgaans groter aandeel in de totale productie van een samenleving dan mannen. Hun arbeid leidt evenwel niet altijd tot de controle over de vruchten van deze arbeid of over de productiemiddelen • Welke factoren bepalen de economische macht van vrouwen of welke factoren maken dat vrouwen arbeid in economische macht kunnen omzetten? • Strategische onvervangbaarheid • Aard van het vigerende familiestelsel • Ideologische, politieke/militaire macht van vrouwen.

  36. De strategische onvervangbaarheid van de arbeid van vrouwen • Relatief aandeel in de economisch productie; • Technische deskundigheid; • Mate van autonomie (autonoom kunnen werken, los van mannelijke supervisie) • Het heersende familiestelsel: • Geldend erfrecht: matrilineaal/patrilineaal • Vestigingsgewoonten: matri-, patri- of neolocaliteit • De heersende ideologie, de politieke en militaire macht van mannen

  37. Waarom beschikken vrouwen over weinig politiek, militaire en ideologisch macht? BIO-SOCIO-HISTORISCHE VERKLARING: de sociale organisatie van de reproductie en de productie in de gevorderde landbouwsamenlevingen voorafgaand aan de industrialisatie, met als gevolg: vrouwen hebben geen controle over kapitaal en geen controle over de staat. • In landbouwsamenlevingen die historisch voorafgaan aan Westerse geïndustrialiseerde maatschappij: • Gebrek aan controle over kapitaal volgt uit: • Biologische feit dat enkel vrouwen kinderen kunnen baren en kunnen instaan voor hun levensonderhoud gedurende eerste maanden • Organisatie van de productie: akkerbouw en zware landbouwmachines 1 + 2 = vrouwen teruggedrongen tot aan de woonplaats verbonden routinematige aspecten van het productieproces, met als gevolg: geen controle over kapitaal • Geen controle over de staat: De ontwikkeling van de staat is onlosmakelijk verbonden met door mannen gemonopoliseerde vormen van intergroepsgeweld of oorlog Women need more control of economic assets such as land. Bron: Africa Recovery, an U.N. online publication

More Related