1 / 14

H 40: Regels voor de passiva.

H 40: Regels voor de passiva. § 40.1 Eigen vermogen Tot het eigen vermogen behoort: het geplaatst aandelenkapitaal alle reserves de nettowinst.

Download Presentation

H 40: Regels voor de passiva.

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. H 40: Regels voor de passiva. • § 40.1 Eigen vermogen • Tot het eigen vermogen behoort: • het geplaatst aandelenkapitaal • alle reserves • de nettowinst Bij elkaar opgeteld ontstaat de totale intrinsieke waarde. M.b.v. de totale intrinsieke waarde kun je de intrinsieke waarde per aandeel berekenen, welke een indicatie vormt voor de beurskoers. Voor meer informatie over het eigen vermogen zie H 11. In H 40 komt als onderdeel van het eigen vermogen specifiek de herwaarderingsreserve aan de orde. De herwaarderingsreserve ontstaat door herwaardering van vaste activa boven en onder de aanschafwaarde.

  2. Voorbeeld: NV Tjerkstra geeft per 1-1-2012 de volgende balans vrij: De machine is gekocht op 1-1-2012 en wordt in 4 jaar lineair afgeschreven. De restwaarde van de machine bedraagt € 40.000. Tjerkstra maakt met deze machine jaarlijks 20.000 producten die worden verkocht. De verkoopprijs van een product is als volgt samengesteld: Afschrijving € 2,50 Overige kosten € 22,50 Kostprijs € 25 Winst € 15 Verkoopprijs € 40 (BTW speelt in deze opgave geen rol)

  3. In 2012 komen eerder gegeven feiten uit, waarbij de werkelijke productie en afzet gelijk is aan de verwachte productie en afzet. 1: Stel het afschrijvingsplan voor de machine samen. 2: Toon aan dat de afschrijvingskosten per stuk € 2,50 zijn. 3: Stel de V&W rekening samen voor 2012. 4: Stel de balans op voor Tjerkstra aan het eind van 2012. 1: Het afschrijvingsbedrag per jaar is (240.000 – 40.000)/4 = € 50.000 2: € 50.000/20.000 = € 2,50

  4. 3: 4:

  5. Toelichting liquide middelen = * : • Liquide middelen waren € 25.000 • Ontvangst door verkoop 20.000 x € 40 = € 800.000 • Betaald wegens overige kosten 20.000 x 22,50 = € 450.000 • Eindsaldo liquide middelen € 375.000 • Tenslotte: afschrijvingen zijn geen betaling, wel een kostensoort. Tellen dus niet mee in de berekening van de liquide middelen eind 2012! Stel nu dat op 1-1-2013 dezelfde machine een aanschafwaarde heeft van € 270.000, terwijl de restwaarde gedaald is naar € 10.000. Dat betekent dat je vanaf dat moment naar de actuele waarde kijkt. Als Tjerkstra NV blijft afschrijven zoals zij voor de herwaardering deed komt zij afschrijvingsgelden tekort om na 4 jaar een nieuwe machine te kunnen kopen m.b.v. de afschrijvingsgelden. Immers: 4 x € 50.000 afschrijven geeft in totaal € 200.000 aan afschrijvingsgelden; Tjerkstra heeft echter nodig € 270.000 - € 10.000 = € 260.000 aan afschrijvingsgelden.

  6. Hoe dit op te lossen? 1: Bereken het afschrijvingsbedrag per jaar volgens de (nieuwe) actuele waarde: (270.000 – 10.000)/4 = € 65.000 per jaar. 2: De aanschafwaarde van de machine is gestegen van € 240.000 naar € 270.000. Uitgaande van de actuele waarde dus een stijging van € 30.000. Op de balans zou machines dus met € 30.000 stijgen; dan moet er aan de creditzijde ook een stijging zijn van € 30.000, anders gaat het evenwicht verloren. Daarvoor gebruiken we aan de creditzijde van de balans de post herwaarderingsreserve. Deze stijgt in 1e instantie dus met € 30.000 3: In het 1e gebruikersjaar heeft Tjerkstra echter € 15.000 tekort afgeschreven. (€ 65.000 – 50.000). Dat moet dus hersteld worden. Om dat te herstellen spreken we van inhaalafschrijving. Deze gaat ten laste van de herwaarderingsreserve; de herwaarderingsreserve daalt dus € 15.000. 4: Uiteindelijk stijgt de herwaarderingsreserve met € 15.000. Immers + € 30.000 (stijging aanschafwaarde) – € 15.000 (inhaalafschrijving) = + € 15.000

  7. De nieuwe balans (na herwaardering) moet er dan als volgt uitzien: • Let op: • Nieuwe post op de balans: herwaarderingsreserve • Afschrijvingskosten per product nu dus € 65.000/20.000 = • € 3,25 • Als je via de actuele waarde afschrijft hoort daar de post herwaarderingsreserve bij. • De liquide middelen zijn qua grootte niet veranderd! Herwaardering levert dus geen extra geld op!!!! Noch kost het extra geld!!!!

  8. § 40.3 Langlopende schulden Bij de langlopende schulden heeft de converteerbare obligatielening een bijzondere plaats. Wat is een converteerbare obligatielening? Een converteerbare obligatielening is een langlopende lening, bestaande uit obligaties met een nominale waarde, die je onder bepaalde voorwaarden kunt omzetten (= converteren) in aandelen. Daarbij wordt vreemd vermogen dus omgezet in eigen vermogen. Het hebben van een converteerbare obligatie kan voor- of nadelen hebben. Dat kun je uiteraard bekijken vanuit het perspectief van de onderneming die de converteerbare obligatie uitgeeft, maar ook vanuit het perspectief van iemand die een converteerbare obligatie heeft.

  9. Waarom converteren?

  10. Waarom converteren?

  11. Hoe gaat de conversie in zijn werk? Stappenplan: 1: Hoeveel converteerbare obligaties zijn er? 2: Hoeveel converteerbare obligaties willen converteren? 3: Hoe vaak kan het conversieproces afgelegd worden? 4: Hoeveel aandelen geef je dan uit en met welke waarde? 5: Hoeveel geld komt er binnen bij de bank? 6: Bereken de conversiekoers. 7: Hoeveel agioreserve komt er binnen? 8: Hoeveel van de converteerbare obligatielening blijft er over?

  12. Voorbeeld: • Nominale waarde van een aandeel is € 100 • Nominale waarde van een converteerbare obligatie is € 250 • Conversievoorwaarden: inlevering van 3 converteerbare obligaties + bijbetaling van € 400 geeft 10 aandelen. • 80% gaat over tot conversie.

  13. Stappenplan: 1: Hoeveel converteerbare obligaties zijn er? € 1.200.000/€ 250 = 4.800 stuks 2: Hoeveel converteerbare obligaties willen converteren? 4.800 x 0,8 = 3.840 3: Hoe vaak kan het conversieproces afgelegd worden? 3.840/3 = 1.280 x 4: Hoeveel aandelen geef je dan uit en met welke waarde? 1.280 x 10 = 12.800 aandelen, met een waarde van 12.800 x € 100 = € 1.280.000 5: Hoeveel geld komt er binnen bij de bank? 1.280 x € 400 = € 512.000 6: Bereken de conversiekoers. ((3 x € 250 + € 400)/(10 x € 100)) x 100% = 115%. D.w.z. 15% boven pari. 7: Hoeveel agioreserve komt er binnen? (15% boven pari = € 15 agioreserve per aandeel = € 15 x 12.800 = € 192.000 8: Hoeveel van de converteerbare obligatielening blijft er over? 20% van € 1.200.000 = € 240.000 Maak nu de nieuwe balans.

More Related